Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: Teil

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: Teil

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. teil:
  2. Teil:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Teil (Duits) in het Zweeds

teil:

teil bijvoeglijk naamwoord

  1. teil (typisch für; typisch; es liegt in der Art)
    utmärkande för

Vertaal Matrix voor teil:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
utmärkande för es liegt in der Art; teil; typisch; typisch für

Teil:

Teil [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Teil (Element; Stück; Bestandteil; )
    element; del; beståndsdel; ingrediens
  2. Teil (Stück; Segment; Anteil; )
    bit; del
    • bit [-en] zelfstandig naamwoord
    • del [-en] zelfstandig naamwoord
  3. Teil (Teilchen; Stückchen; Stück)
    del; liten del
    • del [-en] zelfstandig naamwoord
    • liten del zelfstandig naamwoord
  4. Teil (Segment; Abschnitt; Bruchteil; Stück)
    sektion; segment; del
    • sektion [-en] zelfstandig naamwoord
    • segment [-ett] zelfstandig naamwoord
    • del [-en] zelfstandig naamwoord
  5. Teil (Gliedmaßen; Glieder; Glied)
    lemmar
    • lemmar zelfstandig naamwoord
  6. Teil (Gebäude; Haus; Pfand; )
    bygge
    • bygge [-ett] zelfstandig naamwoord

Teil [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Teil (Portion; Ration; Anteil)
    del; portion
    • del [-en] zelfstandig naamwoord
    • portion [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Teil:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beståndsdel Anteil; Bestandteil; Element; Segment; Stück; Teil; Teilchen
bit Anteil; Bruchteil; Glied; Segment; Stück; Teil; Teilchen Anbeißen; Artikel; Aufsatz; Binärzahl; Bit; Biß; Brocken; Bruch; Bund; Bündel; Fraktur; Grus; Holzschuh; Kandisstückchen; Klecks; Klumpen; Klümpchen; Knacks; Kostüm; Kästchen; Menge; Paket; Postpaket; Publikation; Päckchen; Scheibe; Schnitte; Scholle; Stück; Stückchen; Tölpel; Würfel; Würfelzucker; Zahnbruch; Zettel; Zuckerwürfel; großes und dickes Stück
bygge Aufbau; Bau; Baugelände; Bauland; Baustelle; Einsatz; Einsätze; Erbauung; Errichtung; Fläche; Gebiet; Gebilde; Gebäude; Grundstück; Haus; Häuser; Komplex; Konstruktion; Los; Partie; Parzelle; Pfand; Posten; Schoß; Struktur; Teil; Unterpfand
del Abschnitt; Anteil; Bestandteil; Bruchteil; Element; Glied; Portion; Ration; Segment; Stück; Stückchen; Teil; Teilchen Abschnitt; Anteil; Artikel; Aufsatz; Bezeichnung; Brocken; Publikation; Scheibe; Schnitte; Stück; Stückchen
element Anteil; Bestandteil; Element; Segment; Stück; Teil; Teilchen Element; Kühler
ingrediens Anteil; Bestandteil; Element; Segment; Stück; Teil; Teilchen
lemmar Glied; Glieder; Gliedmaßen; Teil
liten del Stück; Stückchen; Teil; Teilchen
portion Anteil; Portion; Ration; Teil Abschnitt; Anteil; Stück
segment Abschnitt; Bruchteil; Segment; Stück; Teil Kontocodesegment; Segment
sektion Abschnitt; Bruchteil; Segment; Stück; Teil Abteilung; Dezernat; Durchschnitt; Geschäftsstelle; Sekte; Sektion; Verwaltungsregion; Zweigstelle
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
- Steuerelementteil

Synoniemen voor "Teil":


Wiktionary: Teil

Teil
noun
  1. (umgangssprachlich) ein beliebiger Gegenstand
  2. ein Kleidungsstück
  3. oft im Zusammenhang mit leblosen Gegenständen: ein Element, Stück eines Ganzen
Cross Translation:
FromToVia
• Teil → del ↔ part — fraction of a whole (jump)
• Teil → del ↔ part — group inside a larger group (jump)
• Teil → portion ↔ portion — allocated amount
• Teil → andel; del ↔ share — portion of something
• Teil → skiva ↔ slice — thin, broad piece cut off
• Teil → kuk ↔ tool — penis

Verwante vertalingen van Teil







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0365 seconde
Page rendered in 1.0 seconds