Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: Reihe

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: Reihe

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Reihe:
  2. reihen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Reihe (Duits) in het Zweeds

Reihe:

Reihe [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Reihe (Aneinanderreihung; Serie; Kette; )
    kedja; rad; följd; sekvens
    • kedja [-en] zelfstandig naamwoord
    • rad [-en] zelfstandig naamwoord
    • följd [-en] zelfstandig naamwoord
    • sekvens [-en] zelfstandig naamwoord
  2. die Reihe (Kolonne; Stau; Schlange; )
    fil; rad
    • fil [-en] zelfstandig naamwoord
    • rad [-en] zelfstandig naamwoord
  3. die Reihe (Serie; Aneinanderreihung)
    serie; räcka; följd
    • serie [-en] zelfstandig naamwoord
    • räcka [-en] zelfstandig naamwoord
    • följd [-en] zelfstandig naamwoord
  4. die Reihe (Reihenfolge; Aufeinanderfolge)
    rad; serie; ordning; följd
    • rad [-en] zelfstandig naamwoord
    • serie [-en] zelfstandig naamwoord
    • ordning [-en] zelfstandig naamwoord
    • följd [-en] zelfstandig naamwoord
  5. die Reihe
    led; rad; länga
    • led [-ett] zelfstandig naamwoord
    • rad [-en] zelfstandig naamwoord
    • länga [-en] zelfstandig naamwoord
  6. die Reihe
    knippa; remsa; strimma
    • knippa [-en] zelfstandig naamwoord
    • remsa [-en] zelfstandig naamwoord
    • strimma [-en] zelfstandig naamwoord
  7. die Reihe (Serie; Zyklus; Folge)
    rad
    • rad [-en] zelfstandig naamwoord
  8. die Reihe (Linie; Zeile; Schlange; )
    led; räcka; rad
    • led [-ett] zelfstandig naamwoord
    • räcka [-en] zelfstandig naamwoord
    • rad [-en] zelfstandig naamwoord
  9. die Reihe (Reihenfolge; Serie; Folge; )
    serie; sträng; kedja; sekvens
    • serie [-en] zelfstandig naamwoord
    • sträng [-en] zelfstandig naamwoord
    • kedja [-en] zelfstandig naamwoord
    • sekvens [-en] zelfstandig naamwoord
  10. die Reihe (Nachfolge; Erbfolge; Sukzession; )
    rad; serie; ordningsföljd
    • rad [-en] zelfstandig naamwoord
    • serie [-en] zelfstandig naamwoord
    • ordningsföljd [-en] zelfstandig naamwoord
  11. die Reihe (Zyklus; Serie; Sequenz; Folge)
    förföljning; cyclus
  12. die Reihe (Sequenz; Folge; Satz)
    följd; sekvens
    • följd [-en] zelfstandig naamwoord
    • sekvens [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Reihe:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cyclus Folge; Reihe; Sequenz; Serie; Zyklus Zyklus
fil Kette; Kolonne; Reihe; Schlange; Serie; Stau; Stauung; Stockung Datei
följd Abfolge; Aneinanderreihung; Aufeinanderfolge; Erkettung; Folge; Kette; Reihe; Reihenfolge; Satz; Sequenz; Serie; Verkettung Aneinanderreihungen; Auswirkung; Effekt; Effekte; Ende; Endergebnis; Ergebnis; Folgen; Konsequenz; Lösung; Reihen; Resultat; Schnitt; Sätze; Tätigkeit; Wertpapier; Wirkung
förföljning Folge; Reihe; Sequenz; Serie; Zyklus
kedja Abfolge; Aneinanderreihung; Erkettung; Folge; Kette; Reihe; Reihenfolge; Serie; Verkettung Aneinanderreihung; Fessel; Handschellen; Kette
knippa Reihe Bausch; Bund; Busch; Bündel; Büschel; Garbe
led Kette; Leine; Linie; Reihe; Schlange; Serie; Zeile
länga Reihe
ordning Aufeinanderfolge; Reihe; Reihenfolge Anordnung; Anstand; Anständigkeit; Artigkeit; Bestimmung; Disziplin; Fleckenlosigkeit; Fügung; Höflichkeit; Ordentlichkeit; Ordnung; Regel; Reinheit; Schicklichkeit; Sittlichkeit; Sittsamkeit; System; Unschuld; Unterwerfung; Verfügung; Verordnung; Vorschrift; Zucht
ordningsföljd Aufeinanderfolge; Erbfolge; Folge; Nachfolge; Reihe; Reihenfolge; Sukzession Sequenz
rad Abfolge; Aneinanderreihung; Aufeinanderfolge; Erbfolge; Erkettung; Folge; Kette; Kolonne; Leine; Linie; Nachfolge; Reihe; Reihenfolge; Schlange; Serie; Stau; Stauung; Stockung; Sukzession; Verkettung; Zeile; Zyklus Aneinanderreihungen; Kahnfahrt; Reihen; Sequenz; Serien; Sätze; Zeile
remsa Reihe Laufschrift; Laufschriftkomponente; Lauftext-Steuerelement; Schaufenster; Streifchen; Tafelschen
räcka Aneinanderreihung; Kette; Leine; Linie; Reihe; Schlange; Serie; Zeile Aneinanderreihung
sekvens Abfolge; Aneinanderreihung; Erkettung; Folge; Kette; Reihe; Reihenfolge; Satz; Sequenz; Serie; Verkettung Aneinanderreihung; Sequenz
serie Aneinanderreihung; Aufeinanderfolge; Erbfolge; Folge; Kette; Nachfolge; Reihe; Reihenfolge; Serie; Sukzession; Verkettung Aneinanderreihung; Aneinanderreihungen; Familie; Feuilleton; Reihen; Sequenz; Sätze
strimma Reihe Schmisse
sträng Aneinanderreihung; Folge; Kette; Reihe; Reihenfolge; Serie; Verkettung Kabeldraht; Saite; Zeichenfolge
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kedja aneinanderreihen; ketten; verketten
räcka anbieten; ausreichen; bieten; darbieten; genügen; hergeben; herumgeben; hinhalten; langen; langen nach; präsentieren; reichen; reichen bis; überreichen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sträng anspruchsvoll; anstrengend; dickköpfig; eigensinnig; eigenwillig; eisern; fest; gnadenlos; handfest; herrisch; rauh; rigoros; sehr streng; stark; starrköpfig; straff; streng; störrisch; trotzig; unerbittlich; unversöhnlich

Synoniemen voor "Reihe":


Wiktionary: Reihe

Reihe
noun
  1. etwas geradlinig Angeordnetes
    • Reihe → rad
  2. Zeile einer Tabelle, Matrix oder ähnlicher rechteckiger Schemata
    • Reihe → rad
Cross Translation:
FromToVia
• Reihe → fil; kö ↔ file — column of people
• Reihe → kö ↔ queue — line of people
• Reihe → rad ↔ rank — One of the horizontal lines of squares on a chessboard
• Reihe → rad ↔ row — line of objects
• Reihe → serie; oändlig summa; summa ↔ series — in analysis: sum of the terms of a sequence
• Reihe → fil; kö; rad; räcka ↔ rangée — Traductions à trier suivant le sens

reihen:

reihen werkwoord (reihe, reihst, reiht, reihte, reihtet, gereiht)

  1. reihen (über Stag gehen; drehen; wenden; )
    ändra kurs; ändra taktik; byta taktik
    • ändra kurs werkwoord (ändrar kurs, ändrade kurs, ändrat kurs)
    • ändra taktik werkwoord (ändrar taktik, ändrade taktik, ändrat taktik)
    • byta taktik werkwoord (bytar taktik, bytade taktik, bytat taktik)

Conjugations for reihen:

Präsens
  1. reihe
  2. reihst
  3. reiht
  4. reihen
  5. reiht
  6. reihen
Imperfekt
  1. reihte
  2. reihtest
  3. reihte
  4. reihten
  5. reihtet
  6. reihten
Perfekt
  1. habe gereiht
  2. hast gereiht
  3. hat gereiht
  4. haben gereiht
  5. habt gereiht
  6. haben gereiht
1. Konjunktiv [1]
  1. reihe
  2. reihest
  3. reihe
  4. reihen
  5. reihet
  6. reihen
2. Konjunktiv
  1. reihte
  2. reihtest
  3. reihte
  4. reihten
  5. reihtet
  6. reihten
Futur 1
  1. werde reihen
  2. wirst reihen
  3. wird reihen
  4. werden reihen
  5. werdet reihen
  6. werden reihen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde reihen
  2. würdest reihen
  3. würde reihen
  4. würden reihen
  5. würdet reihen
  6. würden reihen
Diverses
  1. reih!
  2. reiht!
  3. reihen Sie!
  5. gereiht
  6. reihend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor reihen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
byta taktik drehen; kehren; lenken; reihen; schnüren; seineMeinungändern; wenden; über Stag gehen
ändra kurs drehen; kehren; lenken; reihen; schnüren; seineMeinungändern; wenden; über Stag gehen seine meinung ändern; über stag gehen
ändra taktik drehen; kehren; lenken; reihen; schnüren; seineMeinungändern; wenden; über Stag gehen

Verwante vertalingen van Reihe







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0464 seconde
Page rendered in 1.0 seconds