Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. November:
  2. Wiktionary:
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. november:
  2. November:
  3. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor November (Duits) in het Zweeds

November:

November [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der November
    November
  2. der November (Schlachtmonat)
    november

Vertaal Matrix voor November:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
November November
november November; Schlachtmonat

Synoniemen voor "November":

  • elfter Monat des Jahres; Nebelmonat; Jahreszwölftel; Monat

Wiktionary: November

November
noun
  1. der elfte Monat des Kalenderjahres

Cross Translation:
FromToVia
November november novembreonzième mois de l’année du calendrier grégorien, constitué de 30 jours.



Zweeds

Uitgebreide vertaling voor November (Zweeds) in het Duits

november:

november zelfstandig naamwoord

  1. november
    der November; der Schlachtmonat

Vertaal Matrix voor november:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
November november November
Schlachtmonat november

Wiktionary: november

november
noun
  1. der elfte Monat des Kalenderjahres
  2. veraltet: Monat November

Cross Translation:
FromToVia
november November novembreonzième mois de l’année du calendrier grégorien, constitué de 30 jours.

November:

November zelfstandig naamwoord

  1. November
    der November
    • November [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor November:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
November November november