Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Besteck:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Besteck (Duits) in het Zweeds

Besteck:

Besteck [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Besteck
    bestick
    • bestick [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Besteck:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bestick Besteck Eßbesteck; Tafelgeschirr

Synoniemen voor "Besteck":

  • Essbesteck; Tischbesteck

Wiktionary: Besteck

Besteck
noun
  1. Werkzeug zur Orientierung
  2. Werkzeug in der Medizin und Biologie für Operationen und Präparationen
  3. Werkzeug für kultiviertes Essen, kurz für Essbesteck

Cross Translation:
FromToVia
Besteck skål; stop; ; urna; kar baquet — Petit cuvier de bois qui a les bords assez bas.