Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Ausschlag:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Ausschlag (Duits) in het Zweeds

Ausschlag:

Ausschlag [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Ausschlag (Flechte; Ergebnis; Resultat; )
    hudutslag
  2. der Ausschlag (Resultat; Effekt; Folgerung; Wirkung)
    resultat; effekt
    • resultat [-ett] zelfstandig naamwoord
    • effekt [-en] zelfstandig naamwoord
  3. der Ausschlag (Durchschlag; Beschluß; Entschluß; Erlaß)
    genomslagskopia
  4. der Ausschlag (Ekzem; Hautausschlag; Hautausschläge; Flechte; Hautflechte)
    eksem; hudutslag
    • eksem [-ett] zelfstandig naamwoord
    • hudutslag [-ett] zelfstandig naamwoord
  5. der Ausschlag
    utslag; hudirritation

Vertaal Matrix voor Ausschlag:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
effekt Ausschlag; Effekt; Folgerung; Resultat; Wirkung Auswirkung; Effekt; Hinkriegen; Konsequenz; Lösung; Schaffen; Schnitt; Tätigkeit; Wertpapier; Wirkung
eksem Ausschlag; Ekzem; Flechte; Hautausschlag; Hautausschläge; Hautflechte
genomslagskopia Ausschlag; Beschluß; Durchschlag; Entschluß; Erlaß
hudirritation Ausschlag
hudutslag Ackerkrume; Ausschlag; Ekzem; Endergebnis; Erfolg; Ergebnis; Flechte; Fäule; Grieben; Hautausschlag; Hautausschläge; Hautflechte; Juckflechte; Meltau; Müll; Pflanzenerde; Resultat; Schimmel; Schimmelpilze; Torfmull; Zielscheibe
resultat Ausschlag; Effekt; Folgerung; Resultat; Wirkung Angelegenheit; Auflösungen; Auswirkung; Effekte; Ende; Endergebnis; Ergebnis; Fall; Folge; Frage; Konsequenz; Lösungen; Pfandbriefe; Problem; Resultante; Resultat; Resultate; Resultierende; Sache; Streitfrage
utslag Ausschlag

Synoniemen voor "Ausschlag":


Wiktionary: Ausschlag

Ausschlag
noun
  1. Forstwirtschaft: Bildung von Sprossen an einem Baumstumpf
  2. (wichtigster) Grund für eine Handlung
  3. plötzliche Bewegung eines Messgerätes
  4. Medizin: Symptom einer Hauterkrankung