Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
demontage
|
Abbrechen; Abreißen; Abriß; Demontage
|
|
förstöra
|
Abbruch; Abreißen; Abriß; Demontage; Verschrottung
|
|
nivå
|
Abriß; Ebene; Entwurf; Entwürfe; Etage; Gradation; Höhe; Idee; Konzept; Kriterium; Maßstab; Niveau; Plan; Projekt; Skala; Stock; Stockwerk; Stufe; Vorhaben; Vorsatz
|
Dimensionsebene; Ebene; Grad; Gradation; Klasse; Niveau; Rang; Staffel; Staffelstellung; Stellung
|
riva ner
|
Abbruch; Abreißen; Abriß; Demontage; Verschrottung
|
|
stadskarta
|
Abriß; Aufriß; Auszug; Extrakt; Grundriß; Lageplan; Lageskizze; Skizze; Strassenkarte; Umrißzeichnung
|
|
stadsplan
|
Abriß; Aufriß; Auszug; Extrakt; Grundriß; Lageplan; Lageskizze; Skizze; Strassenkarte; Umrißzeichnung
|
Bebauungsplan
|
ta isär
|
Abbrechen; Abreißen; Abriß; Demontage
|
Abschirren; Abtakeln; Verschleierung
|
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
förstöra
|
|
abbrechen; abreißen; abtragen; abwracken; ausmerzen; ausradieren; ausrotten; ausschalten; beeinträchtigen; beschädigen; demolieren; den Hals umdrehen; durchprügeln; einstampfen; entkräften; entzweireißen; erledigen; etwas beschädigen; fertigmachen; ganz kaputt und auseinander holen; kaputtmachen; liquidieren; niederreißen; ruinieren; umstossen; verderben; vergiften; vergällen; verheeren; verhunzen; verleiden; vermasseln; vermurksen; vernichten; verpesten; verpfuschen; verprügeln; verschrotten; verseuchen; vertilgen; verwüsten; wegreißen; widerlegen; zehren; zerbrechen; zerlegen; zerschlagen; zerstören; zertrümmern; zugrunde richten; zusammenschlagen
|
ta isär
|
|
abtakeln; analysieren; auseinandernehmen; beseitigen; demontieren; entfernen; entfestigen; fortschaffen; räumen; sezieren; wegnehmen; wegräumen; wegschaffen; zergliedern; zerlegen
|
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
förstöra
|
|
sprengen
|