Duits
Uitgebreide vertaling voor zusammenharken (Duits) in het Zweeds
zusammenharken:
Vertaal Matrix voor zusammenharken:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
kratta | Harke; Rechen | |
riva | Riß; Spalt; Spalte | |
räfsa | Harke; Rechen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
harka | harken; rechen; zusammenharken | |
kratta | harken; rechen; zusammenharken | harken; rechen |
riva | harken; rechen; zusammenharken | abreißen; abtragen; abwracken; ausreißen; einreissen; entnerven; jucken; knarren; knirschen; kratzen; kratzen auf; niederreißen; quietschen; raspeln; reiben; sich scheuern; wegreißen; zehren; zerfetzen; zerlegen; zerreissen; zerreißen |
räfsa | harken; rechen; zusammenharken | harken; rechen |
Synoniemen voor "zusammenharken":
Computer vertaling door derden: