Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. zusammenharken:


Duits

Uitgebreide vertaling voor zusammenharken (Duits) in het Zweeds

zusammenharken:

zusammenharken werkwoord

  1. zusammenharken (harken; rechen)
    riva; kratta; räfsa; harka
    • riva werkwoord (river, rev, rivit)
    • kratta werkwoord (krattar, krattade, krattat)
    • räfsa werkwoord (räfsar, räfsade, räfsat)
    • harka werkwoord (harkar, harkade, harkat)

Vertaal Matrix voor zusammenharken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kratta Harke; Rechen
riva Riß; Spalt; Spalte
räfsa Harke; Rechen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
harka harken; rechen; zusammenharken
kratta harken; rechen; zusammenharken harken; rechen
riva harken; rechen; zusammenharken abreißen; abtragen; abwracken; ausreißen; einreissen; entnerven; jucken; knarren; knirschen; kratzen; kratzen auf; niederreißen; quietschen; raspeln; reiben; sich scheuern; wegreißen; zehren; zerfetzen; zerlegen; zerreissen; zerreißen
räfsa harken; rechen; zusammenharken harken; rechen

Synoniemen voor "zusammenharken":

  • zusammenrechen

Computer vertaling door derden: