Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Vertaal vollziehen

Vertaal vollziehen van Duits naar Zweeds

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. vollziehen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor vollziehen (Duits) in het Zweeds

vollziehen:

vollziehen werkwoord (vollziehe, vollziehst, vollzieht, vollzog, vollzoget, vollzogen)

  1. vollziehen (tun; verrichten; betreiben; )
    göra; utföra; verkställa; förrätta; frambringa; uträtta
    • göra werkwoord (gör, gjorde, gjort)
    • utföra werkwoord (utför, utförde, utfört)
    • verkställa werkwoord (verkställer, verkställde, verkställt)
    • förrätta werkwoord (förrättar, förrättade, förrättat)
    • frambringa werkwoord (frambringar, frambringade, frambringat)
    • uträtta werkwoord (uträttar, uträttade, uträttat)
  2. vollziehen (vollstrecken)
    avrätta; utföra
    • avrätta werkwoord (avrättar, avrättade, avrättat)
    • utföra werkwoord (utför, utförde, utfört)
  3. vollziehen (hinrichten; exekutieren; vollstrecken; fusilieren)
    avrätta
    • avrätta werkwoord (avrättar, avrättade, avrättat)
  4. vollziehen (vollbringen; vollführen; ausführen)
    åstadkomma; uppfylla
    • åstadkomma werkwoord (åstadkommer, åstadkomm, åstadkommit)
    • uppfylla werkwoord (uppfyller, uppfyllde, uppfyllt)
  5. vollziehen (den Erwartungen entsprechen; schaffen; vollbringen; vollführen)
    leva upp till förväntningarna

Conjugations for vollziehen:

Präsens
  1. vollziehe
  2. vollziehst
  3. vollzieht
  4. vollziehen
  5. vollzieht
  6. vollziehen
Imperfekt
  1. vollzog
  2. vollzogst
  3. vollzog
  4. vollzogen
  5. vollzoget
  6. vollzogen
Perfekt
  1. habe vollzogen
  2. hast vollzogen
  3. hat vollzogen
  4. haben vollzogen
  5. habt vollzogen
  6. haben vollzogen
1. Konjunktiv [1]
  1. vollziehe
  2. vollziehest
  3. vollziehe
  4. vollziehen
  5. vollziehet
  6. vollziehen
2. Konjunktiv
  1. vollzöge
  2. vollzögest
  3. vollzöge
  4. vollzögen
  5. vollzöget
  6. vollzögen
Futur 1
  1. werde vollziehen
  2. wirst vollziehen
  3. wird vollziehen
  4. werden vollziehen
  5. werdet vollziehen
  6. werden vollziehen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde vollziehen
  2. würdest vollziehen
  3. würde vollziehen
  4. würden vollziehen
  5. würdet vollziehen
  6. würden vollziehen
Diverses
  1. vollzieh!
  2. vollzieht!
  3. vollziehen Sie!
  5. vollzogen
  6. vollziehend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor vollziehen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
göra Zutun
utföra Ausführen; Folge
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avrätta exekutieren; fusilieren; hinrichten; vollstrecken; vollziehen abschießen; erledigen; ermorden; erschiessen; erschießen; exekutieren; fusilieren; niederschießen; totschießen; umbringen
frambringa ausrichten; ausüben; betreiben; erfüllen; erledigen; erreichen; handeln; leisten; schaffen; schütten; treiben; tun; verrichten; vollziehen; vornehmen anführen; einbringen; fortpflanzen; hervor holen; hervor ziehen; hervorbringen; nach vorne bringen; vorbringen; vorzeigen; ziehen; züchten
förrätta ausrichten; ausüben; betreiben; erfüllen; erledigen; erreichen; handeln; leisten; schaffen; schütten; treiben; tun; verrichten; vollziehen; vornehmen
göra ausrichten; ausüben; betreiben; erfüllen; erledigen; erreichen; handeln; leisten; schaffen; schütten; treiben; tun; verrichten; vollziehen; vornehmen anfertigen; entwickeln; erzeugen; fabrizieren; fertigbringen; herstellen; machen; produzieren; verfassen; verfertigen; vorbringen; zeugen
leva upp till förväntningarna den Erwartungen entsprechen; schaffen; vollbringen; vollführen; vollziehen
uppfylla ausführen; vollbringen; vollführen; vollziehen beilegen; füllen; plombieren
utföra ausrichten; ausüben; betreiben; erfüllen; erledigen; erreichen; handeln; leisten; schaffen; schütten; treiben; tun; verrichten; vollstrecken; vollziehen; vornehmen beilegen; bewirken; durchsetzen; eintreten; erzeugen; fertigbringen; herstellen; hinkriegen; schaffen; sich vollziehen; vollbringen; vollführen
uträtta ausrichten; ausüben; betreiben; erfüllen; erledigen; erreichen; handeln; leisten; schaffen; schütten; treiben; tun; verrichten; vollziehen; vornehmen bewirken; durchsetzen; fertigbringen; hinkriegen; schaffen; vollbringen; vollführen
verkställa ausrichten; ausüben; betreiben; erfüllen; erledigen; erreichen; handeln; leisten; schaffen; schütten; treiben; tun; verrichten; vollziehen; vornehmen erzeugen; herstellen
åstadkomma ausführen; vollbringen; vollführen; vollziehen bilden; herbeiführen; hinkriegen; realisieren; schaffen; sich erhöhen; stapeln; verursachen; verwirklichen; vollführen; zurechtbringen; zustande bringen

Synoniemen voor "vollziehen":


Wiktionary: vollziehen

Cross Translation:
FromToVia
• vollziehen → implementera ↔ implement — bring about

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van vollziehen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0978 seconde
Page rendered in 1.0 seconds