Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Vertaal vertut

Vertaal vertut van Duits naar Zweeds

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. vertun:

Duits

Uitgebreide vertaling voor vertut (Duits) in het Zweeds

vertun:

vertun werkwoord (vertue, vertuest, vertut, vertat, vertan)

  1. vertun (verschwenden; verderben; vergeuden; )
    slösa; förbruka; misshushålla; låta förfaras; ödsla
    • slösa werkwoord (slösar, slösade, slösat)
    • förbruka werkwoord (förbrukar, förbrukade, förbrukat)
    • misshushålla werkwoord (misshushåller, misshushöll, misshushållit)
    • låta förfaras werkwoord (låter förfaras, låt förfaras, låtit förfaras)
    • ödsla werkwoord (ödslar, ödslade, ödslat)
  2. vertun (vertrödeln; bummeln; vergeuden)
    kasta bort; slösa bort
    • kasta bort werkwoord (kastar bort, kastade bort, kastat bort)
    • slösa bort werkwoord (slösar bort, slösade bort, slösat bort)
  3. vertun (verprassen; verschwenden; vergeuden; wegschmeißen; verhunzen)
    öda; slösa
    • öda werkwoord (ödar, ödade, ödat)
    • slösa werkwoord (slösar, slösade, slösat)
  4. vertun (verpfuschen)
    joxa; knåpa; mixtra; fuska; fumla; meka; pillra
    • joxa werkwoord (joxar, joxade, joxat)
    • knåpa werkwoord (knåpar, knåpade, knåpat)
    • mixtra werkwoord (mixtrar, mixtrade, mixtrat)
    • fuska werkwoord (fuskar, fuskade, fuskat)
    • fumla werkwoord (fumlar, fumlade, fumlat)
    • meka werkwoord (mekar, mekade, mekat)
    • pillra werkwoord (pillrar, pillrade, pillrat)
  5. vertun (vergießen; gießen; verschwenden; vergeuden; kleckern)
    utgjuta; gjuta; spilla; ge ifrån sig
    • utgjuta werkwoord (utgjuter, utgjöt, utgjutit)
    • gjuta werkwoord (gjuter, göt, gjutit)
    • spilla werkwoord (spiller, spillde, spillt)
    • ge ifrån sig werkwoord (ger ifrån sig, gav ifrån sig, givit ifrån sig)

Conjugations for vertun:

Präsens
  1. vertue
  2. vertuest
  3. vertut
  4. vertuen
  5. vertut
  6. vertuen
Imperfekt
  1. vertat
  2. verast
  3. vertat
  4. vertan
  5. vertat
  6. vertan
Perfekt
  1. habe vertan
  2. hast vertan
  3. hat vertan
  4. haben vertan
  5. habt vertan
  6. haben vertan
1. Konjunktiv [1]
  1. vertue
  2. vertuest
  3. vertue
  4. vertuen
  5. vertuet
  6. vertuen
2. Konjunktiv
  1. vertäte
  2. vertätest
  3. vertäte
  4. vertäten
  5. vertätet
  6. vertäten
Futur 1
  1. werde vertun
  2. wirst vertun
  3. wird vertun
  4. werden vertun
  5. werdet vertun
  6. werden vertun
1. Konjunktiv [2]
  1. würde vertun
  2. würdest vertun
  3. würde vertun
  4. würden vertun
  5. würdet vertun
  6. würden vertun
Diverses
  1. vertue!
  2. vertut!
  3. vertuen Sie!
  5. vertan
  6. vertund
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor vertun:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kasta bort Wegwerfen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fumla verpfuschen; vertun Unordnung machen; Wirrwarr machen; fummeln; herumdoktern; herumfingern; pfuschen; stümpern
fuska verpfuschen; vertun Unordnung machen; Wirrwarr machen; ausnehmen; basteln; begaunern; bemogeln; bescheißen; beschummeln; beschwindeln; betrügen; handarbeiten; herumbasteln; hintergehen; pfuschen; prellen; sudeln; verladen; übertölpeln; übervorteilen
förbruka verderben; vergeuden; vergießen; verhunzen; verkrümeln; vermasseln; vermurksen; verpfuschen; verschwenden; vertun abnutzen; aufbrauchen; aufessen; auffressen; aufzehren; bunkeren; essen; füttern; gebrauchen; hineinstopfen; hinunterschlingen; hinunterschlucken; konsumieren; laben; schlucken; speisen; stopfen; verbrauchen; verschleißen; verspeisen; verwerten; verzehren; zu Abend essen
ge ifrån sig gießen; kleckern; vergeuden; vergießen; verschwenden; vertun
gjuta gießen; kleckern; vergeuden; vergießen; verschwenden; vertun
joxa verpfuschen; vertun
kasta bort bummeln; vergeuden; vertrödeln; vertun abwerfen; beseitigen; entfernen; verwerfen; wegschmeißen
knåpa verpfuschen; vertun baggern; basteln; einenWirbelschlagen; fummeln; handarbeiten; herumbasteln; herumdoktern; herumfingern; herumpfuschen; kleckern; pfuschen; rasseln; rauhabhobeln; schmieren; schweinigeln; stümpern; sudeln; trommeln; wirbeln
låta förfaras verderben; vergeuden; vergießen; verhunzen; verkrümeln; vermasseln; vermurksen; verpfuschen; verschwenden; vertun
meka verpfuschen; vertun
misshushålla verderben; vergeuden; vergießen; verhunzen; verkrümeln; vermasseln; vermurksen; verpfuschen; verschwenden; vertun
mixtra verpfuschen; vertun
pillra verpfuschen; vertun
slösa verderben; vergeuden; vergießen; verhunzen; verkrümeln; vermasseln; vermurksen; verpfuschen; verprassen; verschwenden; vertun; wegschmeißen
slösa bort bummeln; vergeuden; vertrödeln; vertun seineErsparnisseverprassen; vergeuden; verprassen; verschwenden
spilla gießen; kleckern; vergeuden; vergießen; verschwenden; vertun beflecken; beklecksen; beschmieren; beschmutzen; kleckern; leicht schmutzig werden; manschen; panschen; schmieren; schweinigeln; verschmutzen; verunreinigen
utgjuta gießen; kleckern; vergeuden; vergießen; verschwenden; vertun
öda vergeuden; verhunzen; verprassen; verschwenden; vertun; wegschmeißen
ödsla verderben; vergeuden; vergießen; verhunzen; verkrümeln; vermasseln; vermurksen; verpfuschen; verschwenden; vertun seineErsparnisseverprassen; vergeuden; verprassen; verschwenden

Synoniemen voor "vertun":








Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0517 seconde
Page rendered in 1.0 seconds