Overzicht
Duits naar Zweeds: Meer gegevens...
- verliert:
- verlieren:
-
Wiktionary:
- verlieren → tappa
- verlieren → förlora, tappa bort, mista, tappa, bliva av med, varda av med
Duits
Uitgebreide vertaling voor verliert (Duits) in het Zweeds
verliert:
-
verliert (verwirkt)
förlorad; förlorat 7; konfiskerad; förverkat; konfiskerat-
förlorad bijvoeglijk naamwoord
-
konfiskerad bijvoeglijk naamwoord
-
förverkat bijvoeglijk naamwoord
-
konfiskerat bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor verliert:
Not Specified | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
förlorat 7 | verliert; verwirkt | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
förlorad | verliert; verwirkt | verirrt; verloren |
förverkat | verliert; verwirkt | |
konfiskerad | verliert; verwirkt | |
konfiskerat | verliert; verwirkt |
verliert vorm van verlieren:
-
verlieren (verloren gehen; abhandenkommen)
-
verlieren (verloren gehen; vermissen; abhanden kommen; unterliegen)
-
verlieren (verlegen; loswerden; verschleppen; wegschaffen; verlorengehen; abhandenkommen)
-
verlieren
Conjugations for verlieren:
Präsens
- verliere
- verlierst
- verliert
- verlieren
- verliert
- verlieren
Imperfekt
- verlor
- verlorst
- verlor
- verloren
- verlort
- verloren
Perfekt
- habe verloren
- hast verloren
- hat verloren
- haben verloren
- habt verloren
- haben verloren
1. Konjunktiv [1]
- verliere
- verlierest
- verliere
- verlieren
- verlieret
- verlieren
2. Konjunktiv
- verlöre
- verlörest
- verlöre
- verlören
- verlört
- verlören
Futur 1
- werde verlieren
- wirst verlieren
- wird verlieren
- werden verlieren
- werdet verlieren
- werden verlieren
1. Konjunktiv [2]
- würde verlieren
- würdest verlieren
- würde verlieren
- würden verlieren
- würdet verlieren
- würden verlieren
Diverses
- verlier!
- verliert!
- verlieren Sie!
- verloren
- verlierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor verlieren:
Synoniemen voor "verlieren":
Wiktionary: verlieren
verlieren
Cross Translation:
verb
-
etwas irgendwo hinlegen und es später nicht mehr wiederfinden
- verlieren → tappa
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verlieren | → förlora; tappa bort; mista; tappa; bliva av med; varda av med | ↔ lose — cause (something) to cease to be in one's possession or capability |
• verlieren | → tappa | ↔ lose — shed (weight) |
• verlieren | → tappa; förlora | ↔ lose — (transitive) fail to win |
• verlieren | → mista; förlora | ↔ lose — have (somebody of one's kin) die |
• verlieren | → tappa; förlora | ↔ lose — fail to be the winner |
• verlieren | → förlora | ↔ kwijtraken — niet meer weten waar iets is |