Duits
Uitgebreide vertaling voor unwiderleglich (Duits) in het Zweeds
unwiderleglich:
-
unwiderleglich (unumstößlich; unwiderlegbar; unbestreitbar)
odiskutabel; odiskutabelt; oomtvistligt; oemotsägligt; obestridligt; oemotsäglig-
odiskutabel bijvoeglijk naamwoord
-
odiskutabelt bijvoeglijk naamwoord
-
oomtvistligt bijvoeglijk naamwoord
-
oemotsägligt bijvoeglijk naamwoord
-
obestridligt bijvoeglijk naamwoord
-
oemotsäglig bijvoeglijk naamwoord
-
-
unwiderleglich (unwiderruflich; entschieden; endgültig; einwandfrei; eindeutig; handfest; unvermeidlich; sprechend; unwiederbringlich; unumstößlich; unwiderlegbar)
obestridligt; säker; säkert-
obestridligt bijvoeglijk naamwoord
-
säker bijvoeglijk naamwoord
-
säkert bijvoeglijk naamwoord
-