Duits
Uitgebreide vertaling voor unpäßlich (Duits) in het Zweeds
unpäßlich:
-
unpäßlich (elend; erbärmlich; schlecht; miserabel)
eländigt; erbarmlig; erbarmligt-
eländigt bijvoeglijk naamwoord
-
erbarmlig bijvoeglijk naamwoord
-
erbarmligt bijvoeglijk naamwoord
-
-
unpäßlich (menstruierend; unpässlich; übel; kränklich; unwohl)
som har mens-
som har mens bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor unpäßlich:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
eländigt | elend; erbärmlich; miserabel; schlecht; unpäßlich | armselig; elend; elende; erbärmlich; erbärmliche; gemein; gottvergessen; gottverlassen; jämmerlich; jämmerliche; miserabel; nierderträchtig; platt; trivial |
erbarmlig | elend; erbärmlich; miserabel; schlecht; unpäßlich | jammervoll; jämmerlich; kläglich |
erbarmligt | elend; erbärmlich; miserabel; schlecht; unpäßlich | jammervoll; jämmerlich; kläglich |
som har mens | kränklich; menstruierend; unpässlich; unpäßlich; unwohl; übel |
Computer vertaling door derden: