Duits
Uitgebreide vertaling voor trocken (Duits) in het Zweeds
trocken:
-
trocken (vertrocknet; dürr; karg; öde; fruchtlos; welk; unfruchtbar)
-
trocken (karg; knapp; dürr; kärglich; mager)
-
trocken (dürr; schal; schofel; öde; karg; schäbig; unfruchtbar; kärglich)
-
trocken (unbewacht; herb; unvorsichtig; unbedeckt; ungedeckt)
-
trocken (unverfroren)
-
trocken (feuchtigkeitsfrei; nässefrei)
fuktighetsfritt; fuktighetsfri-
fuktighetsfritt bijvoeglijk naamwoord
-
fuktighetsfri bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor trocken:
Synoniemen voor "trocken":
Computer vertaling door derden: