Spenden in het Zweeds vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Duits

Uitgebreide vertaling voor spenden (Duits) in het Zweeds

spenden (geben; schenken; gießen; erweisen; bevorzugen; ausstellen; verschenken; begünstigen; einschenken; einreichen; austeilen; bevorrechten; verehren; stiften)
donera; skänka; ge
- donera werkwoord (donerar, donerade, donerat)
- skänka werkwoord (skänker, skänkte, skänkt)
- ge werkwoord (ger, gav, givit)
spenden (verschwenden)
storma igenom; rusa igenom
- storma igenom werkwoord (stormar igenom, stormade igenom, stormat igenom)
- rusa igenom werkwoord (rusar igenom, rusade igenom, rusat igenom)

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
skänka		Donation; Gabe; Gefälligkeit; Geldgeschenk; Geldspende; Geschenk; Gift; Schenkung; Spende; Stiftung; Zuwendung
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
donera	ausstellen; austeilen; begünstigen; bevorrechten; bevorzugen; einreichen; einschenken; erweisen; geben; gießen; schenken; spenden; stiften; verehren; verschenken
ge	ausstellen; austeilen; begünstigen; bevorrechten; bevorzugen; einreichen; einschenken; erweisen; geben; gießen; schenken; spenden; stiften; verehren; verschenken	besorgen; bringen; darreichen; herüberreichen; hinhalten; hinüberreichen; ins Haus schicken; langen nach; reichen; reichen bis; rundbringen; zustellen
rusa igenom	spenden; verschwenden
skänka	ausstellen; austeilen; begünstigen; bevorrechten; bevorzugen; einreichen; einschenken; erweisen; geben; gießen; schenken; spenden; stiften; verehren; verschenken
storma igenom	spenden; verschwenden

spenden

verb

mit Dativ oder für etwas/jemanden; selten auch ohne Akkusativobjekt: etwas für einen guten Zweck verschenken, eine Spende geben, auch: positive Gefühle und Wertung austeilen
- spenden → donera

Cross Translation:

From	To	Via
• spenden	→ skänka; donera	↔ donate — to give away something of value
• spenden	→ skänka; ge; giva	↔ donner — Faire un don ; transférer, sans rétribution, la propriété d’une chose que l’on posséder ou dont on jouir, à une autre personne.
• spenden	→ offra	↔ offrir — Faire une offrande ou un don en hommage à Dieu.
• spenden	→ offra	↔ offrir — Présenter à Dieu, en expiation de ses péchés.