Duits
Uitgebreide vertaling voor schleppend sprechen (Duits) in het Zweeds
schleppend sprechen:
-
schleppend sprechen (säuseln)
Vertaal Matrix voor schleppend sprechen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
lipa | Schluchzer | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
gnälla | schleppend sprechen; säuseln | beanstanden; brummeln; brummen; brutzeln; brüllen; flennen; grunzen; herausschreien; heulen; jammern; jauchzen; johlen; jubeln; keifen; klagen; knurren; langweilig sein; lautauf schreien; meckern; murren; nörgeln; salbadern; schimpfen; schluchzen; schreien; sich beschweren; toben; weinen; wimmern; winseln; über etwas meckern |
jämra sig | schleppend sprechen; säuseln | flehen; heulen; jammern; klagen; lamentieren; schreien; wehklagen; weinen; wimmern; winseln |
kvida | schleppend sprechen; säuseln | brüllen; herausschreien; heulen; jauchzen; johlen; jubeln; keifen; langweilig sein; lautauf schreien; salbadern; schreien; toben |
lipa | schleppend sprechen; säuseln | brüllen; flennen; greinen; heulen; kreischen; tränen; weinen |