Overzicht
Duits
Uitgebreide vertaling voor schief (Duits) in het Zweeds
schief:
-
schief
-
schief (verkehrt)
oerhörd; oerhört; fruktansvärt-
oerhörd bijvoeglijk naamwoord
-
oerhört bijvoeglijk naamwoord
-
fruktansvärt bijvoeglijk naamwoord
-
-
schief (falsch; ungenau; fehlerhaft; unzutreffend; unrecht; unrichtig; unwahr)
-
schief (unanständig; verkehrt; falsch; unpassend; unrichtig; unmoralisch; schamlos; ungehörig; grob; fehlerhaft; fälschlich; unschicklich; roh; fälschlicherweise; indiskret; respektlos; ungezogen; derb; unangebracht; unrecht; lasterhaft; unsittlich; ungebührlich; frivol; unzart; unehrenhaft; ungeziemend)
opassande; fräckt; oanständigt; taktlös; taktlöst-
opassande bijvoeglijk naamwoord
-
fräckt bijvoeglijk naamwoord
-
oanständigt bijvoeglijk naamwoord
-
taktlös bijvoeglijk naamwoord
-
taktlöst bijvoeglijk naamwoord
-
-
schief (steil; schräg; abschüssig)
Vertaal Matrix voor schief:
Synoniemen voor "schief":
Computer vertaling door derden: