Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor quer (Duits) in het Zweeds

quer:

quer bijvoeglijk naamwoord

  1. quer (gekreutzt)
    korsad; korsat; korslagt
  2. quer
    tvärt; egensinnig; egensinnigt; med tvärgående fibrer

Vertaal Matrix voor quer:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
egensinnig quer aufsässig; dickköpfig; eigenmächtig; eigensinnig; eigenwillig; schwerhandhabbar; schwierig; starrköpfig; starrsinnig; störrisch; trotzig; ungebärdig; unwillig; widerborstig; widerspenstig; widerwillig
egensinnigt quer aufsässig; dickköpfig; eigenmächtig; eigensinnig; eigenwillig; eisern; schwerhandhabbar; schwierig; starr; starrköpfig; starrsinnig; störrisch; trotzig; ungebärdig; unwillig; widerborstig; widerspenstig; widerwillig
korsad gekreutzt; quer
korsat gekreutzt; quer
korslagt gekreutzt; quer
med tvärgående fibrer quer
tvärt quer launisch; nicht elegant; plump

Synoniemen voor "quer":


Wiktionary: quer


Cross Translation:
FromToVia
quer korsvis crosswise — transversely
quer snett en écharpe — Obliquement
quer bortom outrepeau de bouc préparer et cousue pour recevoir des liquides.

Verwante vertalingen van quer