Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. nah:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor nah (Duits) in het Zweeds

nah:

nah bijvoeglijk naamwoord

  1. nah (in-der-Nähe; nahe; naheliegend; )
    i närheten
  2. nah (dicht bei; in der Nähe; dicht)
    närheten

Vertaal Matrix voor nah:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
i närheten dicht; eng; in-der-Nähe; knapp; nah; nahe; naheliegend hier; hier im Gegend
närheten dicht; dicht bei; in der Nähe; nah

Synoniemen voor "nah":

  • einen Steinwurf entfernt; in der Nähe; in geringer Entfernung; nahebei; unweit

Wiktionary: nah

nah
  1. abstrakt: wenig entfernt
  2. räumlich wenig entfernt
  3. zeitlich wenig entfernt

Cross Translation:
FromToVia
nah nära close — at a little distance
nah i närheten nearby — close to

Verwante vertalingen van nah