Duits
Uitgebreide vertaling voor nachsprechen (Duits) in het Zweeds
nachsprechen:
-
nachsprechen (wiederholen; erhallen; nachpladdern; widerhallen; hallen; nachsagen; echoen; einüben; widerschallen; erneuern; schallen; ertönen; nachplappern; nachher noch ein wenig plaudern; aufs neue machen)
Vertaal Matrix voor nachsprechen:
Computer vertaling door derden: