Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. miteinander:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor miteinander (Duits) in het Zweeds

miteinander:

miteinander

  1. miteinander

miteinander bijvoeglijk naamwoord

  1. miteinander (beisammen; zuzweit)
    tillsammans
  2. miteinander (zusammen; gemeinschaftlich; gemeinsam; gemein)
    ihop; alltsammans

Vertaal Matrix voor miteinander:

OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
varandra miteinander einander
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alltsammans gemein; gemeinsam; gemeinschaftlich; miteinander; zusammen
ihop gemein; gemeinsam; gemeinschaftlich; miteinander; zusammen
tillsammans beisammen; miteinander; zuzweit mit einander; unter einander; zusammen

Synoniemen voor "miteinander":


Wiktionary: miteinander

miteinander
adverb
  1. eine Person mit mindestens einer weiteren Person

Verwante vertalingen van miteinander