Overzicht
Duits
Uitgebreide vertaling voor kreischen (Duits) in het Zweeds
kreischen:
-
kreischen (rufen; schreien; lautauf schreien)
-
kreischen (heulen; weinen; brüllen)
-
kreischen (aufschreien; brüllen; herausschreien)
Conjugations for kreischen:
Präsens
- kreische
- kreischest
- kreischt
- kreischen
- kreischt
- kreischen
Imperfekt
- kreischte
- kreischtest
- kreischte
- kreischten
- kreischtet
- kreischten
Perfekt
- habe gekreischt
- hast gekreischt
- hat gekreischt
- haben gekreischt
- habt gekreischt
- haben gekreischt
1. Konjunktiv [1]
- kreische
- kreischest
- kreische
- kreischen
- kreischet
- kreischen
2. Konjunktiv
- kreischte
- kreischtest
- kreischte
- kreischten
- kreischtet
- kreischten
Futur 1
- werde kreischen
- wirst kreischen
- wird kreischen
- werden kreischen
- werdet kreischen
- werden kreischen
1. Konjunktiv [2]
- würde kreischen
- würdest kreischen
- würde kreischen
- würden kreischen
- würdet kreischen
- würden kreischen
Diverses
- kreisch!
- kreischt!
- kreischen Sie!
- gekreischt
- kreischend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor kreischen:
Synoniemen voor "kreischen":
Computer vertaling door derden: