Duits

Uitgebreide vertaling voor kleinbürgerlich (Duits) in het Zweeds

kleinbürgerlich:

kleinbürgerlich bijvoeglijk naamwoord

  1. kleinbürgerlich (beschränkt)
    medelklass; borgerligt; kälkborgerlig; kälkborgerligt
  2. kleinbürgerlich (kleinkariert; spießbürgerlich)
    inskränkt; enkelspårig; enkelspårigt; småskuret
  3. kleinbürgerlich (beschränkt; spießig; engstirnig; )
    småsint
  4. kleinbürgerlich (kleinstädtisch)
    småstadsaktigt; småstadsaktig
  5. kleinbürgerlich (kleinkariert; engstirnig; kleinmütig; )
    brackig; småborgerligt; brackigt; småborgerlig; kälkborgerligt

Vertaal Matrix voor kleinbürgerlich:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
medelklass Bourgeoisie; Mittelklasse; Mittelschicht; Mittelstand; Zivilbevölkerung
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
borgerligt beschränkt; kleinbürgerlich
brackig beschränkt; borniert; bürgerlich; eng; engstirnig; geizig; genau; gering; gewerblich; klein; kleinbürgerlich; kleinkariert; kleinlich; kleinmütig; knapp; knickrig
brackigt beschränkt; borniert; bürgerlich; eng; engstirnig; geizig; genau; gering; gewerblich; klein; kleinbürgerlich; kleinkariert; kleinlich; kleinmütig; knapp; knickrig
enkelspårig kleinbürgerlich; kleinkariert; spießbürgerlich
enkelspårigt kleinbürgerlich; kleinkariert; spießbürgerlich
inskränkt kleinbürgerlich; kleinkariert; spießbürgerlich bedingt; begrenzt; beschränkt; eigeschränkt; kürzertretend; sparsahm lebend; zn einer Seite beschriftbar
kälkborgerlig beschränkt; kleinbürgerlich
kälkborgerligt beschränkt; borniert; bürgerlich; eng; engstirnig; geizig; genau; gering; gewerblich; klein; kleinbürgerlich; kleinkariert; kleinlich; kleinmütig; knapp; knickrig
medelklass beschränkt; kleinbürgerlich
småborgerlig beschränkt; borniert; bürgerlich; eng; engstirnig; geizig; genau; gering; gewerblich; klein; kleinbürgerlich; kleinkariert; kleinlich; kleinmütig; knapp; knickrig
småborgerligt beschränkt; borniert; bürgerlich; eng; engstirnig; geizig; genau; gering; gewerblich; klein; kleinbürgerlich; kleinkariert; kleinlich; kleinmütig; knapp; knickrig
småsint beschränkt; bürgerlich; engstirnig; kleinbürgerlich; kleinkariert; kleinlich; kleinmütig; spießbürgerlich; spießig
småskuret kleinbürgerlich; kleinkariert; spießbürgerlich
småstadsaktig kleinbürgerlich; kleinstädtisch
småstadsaktigt kleinbürgerlich; kleinstädtisch

Synoniemen voor "kleinbürgerlich":


Wiktionary: kleinbürgerlich

kleinbürgerlich
adjective
  1. abwertend: spießig
  2. das Kleinbürgertum betreffend, zu ihm gehörend