Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. klamm:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor klamm (Duits) in het Zweeds

klamm:

klamm bijvoeglijk naamwoord

  1. klamm (feucht; naß; beschlagen; feuchtkalt)
    fuktigt; blöt
  2. klamm (naßkalt; kalt; feucht; )
    kallt och fuktigt

Vertaal Matrix voor klamm:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blöt beschlagen; feucht; feuchtkalt; klamm; naß durchdrungen
fuktigt beschlagen; feucht; feuchtkalt; klamm; naß feucht; naß; regnerisch; trüb; trübe
kallt och fuktigt feucht; feuchtkalt; frostig; kalt; klamm; kühl; naßkalt; unangenehm

Synoniemen voor "klamm":


Wiktionary: klamm

klamm
adjective
  1. feucht, oft in Verbindung mit dem Empfinden von Kälte
  2. kühl oder kalt
  3. (umgangssprachlich) kein oder nur wenig Geld besitzend

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van klamm