Kirchlich in het Zweeds vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

kirchlich:
- kristen; kristet; kyrkbesökare; andäktig; gudfruktigt; from; religiös; andligt; religiöst; fromt; kyrkligt; andäktigt
Wiktionary:
- kirchlich → kyrklig
- kirchlich → kyrklig

Duits

Uitgebreide vertaling voor kirchlich (Duits) in het Zweeds

kirchlich (christlich)
kristen; kristet
- kristen bijvoeglijk naamwoord
- kristet bijvoeglijk naamwoord
kirchlich (fromm; gläubig; geistlich; gottesfürchtig)
kyrkbesökare
- kyrkbesökare bijvoeglijk naamwoord
kirchlich (geistlich; religiös; gläubig; gottselig; gottgläubig; fromm; devot; gottesfürchtig; andächtig)
andäktig; gudfruktigt; from; religiös; andligt; religiöst; fromt; kyrkligt; andäktigt
- andäktig bijvoeglijk naamwoord
- gudfruktigt bijvoeglijk naamwoord
- from bijvoeglijk naamwoord
- religiös bijvoeglijk naamwoord
- andligt bijvoeglijk naamwoord
- religiöst bijvoeglijk naamwoord
- fromt bijvoeglijk naamwoord
- kyrkligt bijvoeglijk naamwoord
- andäktigt bijvoeglijk naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
kristen		Christ
kyrkbesökare		Kirchgänge
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
andligt	andächtig; devot; fromm; geistlich; gläubig; gottesfürchtig; gottgläubig; gottselig; kirchlich; religiös	geistig; immateriell; spirituell; unstofflich
andäktig	andächtig; devot; fromm; geistlich; gläubig; gottesfürchtig; gottgläubig; gottselig; kirchlich; religiös	gottselig
andäktigt	andächtig; devot; fromm; geistlich; gläubig; gottesfürchtig; gottgläubig; gottselig; kirchlich; religiös	gottselig
from	andächtig; devot; fromm; geistlich; gläubig; gottesfürchtig; gottgläubig; gottselig; kirchlich; religiös	andächtig; devot; fromm; gläubig; gottesfürchtig; gottselig
fromt	andächtig; devot; fromm; geistlich; gläubig; gottesfürchtig; gottgläubig; gottselig; kirchlich; religiös	gottselig
gudfruktigt	andächtig; devot; fromm; geistlich; gläubig; gottesfürchtig; gottgläubig; gottselig; kirchlich; religiös	gottselig
kristen	christlich; kirchlich
kristet	christlich; kirchlich
kyrkbesökare	fromm; geistlich; gläubig; gottesfürchtig; kirchlich
kyrkligt	andächtig; devot; fromm; geistlich; gläubig; gottesfürchtig; gottgläubig; gottselig; kirchlich; religiös
religiös	andächtig; devot; fromm; geistlich; gläubig; gottesfürchtig; gottgläubig; gottselig; kirchlich; religiös
religiöst	andächtig; devot; fromm; geistlich; gläubig; gottesfürchtig; gottgläubig; gottselig; kirchlich; religiös

kirchlich

adjective

zur Kirche gehörend, die Kirche betreffend (als institutionelle Glaubensgemeinschaft)
- kirchlich → kyrklig

Cross Translation:

From	To	Via
• kirchlich	→ kyrklig	↔ ecclesiastic — pertaining to the church