Duits
Uitgebreide vertaling voor handlich (Duits) in het Zweeds
handlich:
-
handlich (geschickt; klug; treffend; tüchtig; pfiffig; spitzfindig; gewandt; tauglich; geübt; raffiniert; scharfsinnig; schlau)
skickligt; händigt; kunnigt; duktig; kunnig; duktigt; fingerfärdig; fingerfärdigt-
skickligt bijvoeglijk naamwoord
-
händigt bijvoeglijk naamwoord
-
kunnigt bijvoeglijk naamwoord
-
duktig bijvoeglijk naamwoord
-
kunnig bijvoeglijk naamwoord
-
duktigt bijvoeglijk naamwoord
-
fingerfärdig bijvoeglijk naamwoord
-
fingerfärdigt bijvoeglijk naamwoord
-
-
handlich
-
handlich (leicht zu bearbeiten; gefügig)
användarvänligt; lätt att använda-
användarvänligt bijvoeglijk naamwoord
-
lätt att använda bijvoeglijk naamwoord
-
-
handlich (geistreich; kundig; fähig; fachmännisch; geschickt; klug; sachverständig; schlau; scharfsinnig; gescheit; geübt; tüchtig; gewandt; geschult; aufgeweckt; gekonnt; behende; ausgelernt; scharfsichtig)
-
handlich (leicht zu handhaben; leicht zu bedienen)
-
handlich (dürftig; spärlich; schmächtig; miserabel; empfindlich; knapp; klein; schwach; winzig; geringfügig; sparsam; mager; hager; kläglich; eng; fein; schlecht; gering; hohl; dünn; öde; karg; hinfällig; schlapp; hilflos; schlaff; schäbig; unscheinbar; ungültig; zerbrechlich; flau; schütter; nichtig; vergänglich; gedrungen; grundlos; kärglich; schadhaft; gebrechlich; schwächlich; kränklich; sehrklein)
Vertaal Matrix voor handlich:
Synoniemen voor "handlich":
Computer vertaling door derden: