Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. geziemen:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor geziemen (Duits) in het Zweeds

geziemen:

geziemen werkwoord (gezieme, geziemst, geziemt, geziemte, geziemtet, geziemt)

  1. geziemen (passen; schicken)
    bli
    • bli werkwoord (blir, blev, blivit)

Conjugations for geziemen:

Präsens
  1. gezieme
  2. geziemst
  3. geziemt
  4. geziemen
  5. geziemt
  6. geziemen
Imperfekt
  1. geziemte
  2. geziemtest
  3. geziemte
  4. geziemten
  5. geziemtet
  6. geziemten
Perfekt
  1. habe geziemt
  2. hast geziemt
  3. hat geziemt
  4. haben geziemt
  5. habt geziemt
  6. haben geziemt
1. Konjunktiv [1]
  1. gezieme
  2. geziemest
  3. gezieme
  4. geziemen
  5. geziemet
  6. geziemen
2. Konjunktiv
  1. geziemte
  2. geziemtest
  3. geziemte
  4. geziemten
  5. geziemtet
  6. geziemten
Futur 1
  1. werde geziemen
  2. wirst geziemen
  3. wird geziemen
  4. werden geziemen
  5. werdet geziemen
  6. werden geziemen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde geziemen
  2. würdest geziemen
  3. würde geziemen
  4. würden geziemen
  5. würdet geziemen
  6. würden geziemen
Diverses
  1. gezieme!
  2. geziemt!
  3. geziemen Sie!
  4. geziemt
  5. geziemend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor geziemen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bli geziemen; passen; schicken entspringen; entstehen; wachsen; werden

Wiktionary: geziemen

geziemen
verb
  1. veraltet, (reflexiv) den Sitten, den Regeln des Anstands entsprechen