Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Vertaal gewittern

Vertaal gewittern van Duits naar Zweeds

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

gewittern:
- åska
Wiktionary:
- gewittern → blixtra och åska

Duits

Uitgebreide vertaling voor gewittern (Duits) in het Zweeds

gewittern:

gewittern werkwoord (gewittere, gewitterst, gewittert, gewitterte, gewittertet, gewittert)

gewittern (blitzen; fallen; donnern; stürzen; schleudern; schmeißen; knallen; wettern; schmettern; schmatzen; grunzen; grollen; tosen; ertönen; geifern)
åska
- åska werkwoord (åskar, åskade, åskat)

Conjugations for gewittern:

Präsens

gewittere
gewitterst
gewittert
gewitteren
gewittert
gewitteren

Imperfekt

gewitterte
gewittertest
gewitterte
gewitterten
gewittertet
gewitterten

Perfekt

habe gewittert
hast gewittert
hat gewittert
haben gewittert
habt gewittert
haben gewittert

1. Konjunktiv [1]

gewittere
gewitterest
gewittere
gewitteren
gewitteret
gewitteren

2. Konjunktiv

gewitterte
gewittertest
gewitterte
gewitterten
gewittertet
gewitterten

Futur 1

werde gewittern
wirst gewittern
wird gewittern
werden gewittern
werdet gewittern
werden gewittern

1. Konjunktiv [2]

würde gewittern
würdest gewittern
würde gewittern
würden gewittern
würdet gewittern
würden gewittern

Diverses

gewittere!
gewittert!
gewitteren Sie!
gewittert
gewitternd

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor gewittern:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
åska		Blitz; Donner; Donnern; Donnerwetter; Gewitter; Wetterleuchten
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
åska	blitzen; donnern; ertönen; fallen; geifern; gewittern; grollen; grunzen; knallen; schleudern; schmatzen; schmeißen; schmettern; stürzen; tosen; wettern

Wiktionary: gewittern

gewittern

blitzen und donnern, als Gewitter niedergehen
- gewittern → blixtra och åska