Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Vertaal gestreift

Vertaal gestreift van Duits naar Zweeds

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. gestreift:
  2. streifen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor gestreift (Duits) in het Zweeds

gestreift:

gestreift bijvoeglijk naamwoord

  1. gestreift
    randig; randigt

Vertaal Matrix voor gestreift:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
randig gestreift geriffelt; gerippt
randigt gestreift

Synoniemen voor "gestreift":


Wiktionary: gestreift

gestreift
adjective
  1. mit mehreren Streifen versehen oder aus Streifen bestehend
Cross Translation:
FromToVia
• gestreift → randig ↔ striped — having stripes, decorated or marked with bands differing in color

gestreift vorm van streifen:

streifen werkwoord (streife, streifst, streift, streifte, streiftet, gestreift)

  1. streifen (linieren)
    randa; linjera
    • randa werkwoord (randar, randade, randat)
    • linjera werkwoord (linjerar, linjerade, linjerat)
  2. streifen (herumstreifen; herumschnüffeln; sich umsehen; )
    snoka omkring; kolla runt; nosa omkring; leta runt
    • snoka omkring werkwoord (snokar omkring, snokade omkring, snokat omkring)
    • kolla runt werkwoord (kollar runt, kollade runt, kollat runt)
    • nosa omkring werkwoord (nosar omkring, nosade omkring, nosat omkring)
    • leta runt werkwoord (letar runt, letade runt, letat runt)
  3. streifen (umherschweifen; wandern; herumreisen; )
    ströva
    • ströva werkwoord (strövar, strövade, strövat)
  4. streifen (schrammen)
    tuscha; snudda vid; skrapa mot
    • tuscha werkwoord (tuschar, tuschade, tuschat)
    • snudda vid werkwoord (snuddar vid, snuddade vid, snuddat vid)
    • skrapa mot werkwoord (skrpar mot, skrpade mot, skrapat mot)
  5. streifen (leicht berühren; anrühren; berühren; )
    beröra; röra
    • beröra werkwoord (berör, berörde, berört)
    • röra werkwoord (rör, rörde, rört)
  6. streifen (beaufsichtigen; auf Streifegehen; bewachen; patrouillieren)
    vaka; stanna vaken
    • vaka werkwoord (vakar, vakade, vakat)
    • stanna vaken werkwoord (stannar vaken, stannade vaken, stannat vaken)
  7. streifen
    vidröra; snudda; röra lätt
    • vidröra werkwoord (vidrör, vidrörde, vidrört)
    • snudda werkwoord (snuddar, snuddade, snuddat)
    • röra lätt werkwoord (rör lätt, rörde lätt, rört lätt)

Conjugations for streifen:

Präsens
  1. streife
  2. streifst
  3. streift
  4. streifen
  5. streift
  6. streifen
Imperfekt
  1. streifte
  2. streiftest
  3. streifte
  4. streiften
  5. streiftet
  6. streiften
Perfekt
  1. habe gestreift
  2. hast gestreift
  3. hat gestreift
  4. haben gestreift
  5. habt gestreift
  6. haben gestreift
1. Konjunktiv [1]
  1. streife
  2. streifest
  3. streife
  4. streifen
  5. streifet
  6. streifen
2. Konjunktiv
  1. streifte
  2. streiftest
  3. streifte
  4. streiften
  5. streiftet
  6. streiften
Futur 1
  1. werde streifen
  2. wirst streifen
  3. wird streifen
  4. werden streifen
  5. werdet streifen
  6. werden streifen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde streifen
  2. würdest streifen
  3. würde streifen
  4. würden streifen
  5. würdet streifen
  6. würden streifen
Diverses
  1. streif!
  2. streift!
  3. streifen Sie!
  5. gestreift
  6. streifend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor streifen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
röra Anhäufung; Aufhäufung; Ausschußware; Chaos; Dichtung; Durcheinander; Eintopf; Eintopfgericht; Gepfusche; Gequake; Geschmier; Geschmiere; Gesudel; Horde; Kram; Mischfutter; Mischmasch; Pfuscherei; Plunder; Rommel; Sammelsurium; Sauerei; Sauwirtschaft; Schar; Schererei; Schmiererei; Schrott; Schund; Schutthaufen; Schweinerei; Sudelei; Trümmerhaufen; Wirrwarr; Zusammengekochte; Zusammengeraffte
vaka Totenmesse; Totenwache; Wache; Wachtposten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beröra anrühren; antupfen; berühren; leicht berühren; streifen; tippen; tupfen Belange haben; angehen; anrühren; antun; berühren; besiegen; betreffen; bewegen; erregen; rühren; schlagen; touchieren; treffen
kolla runt herumschnüffeln; herumstreifen; herumstreunen; schweifen; sich umschauen; sich umsehen; streifen; streunen; umherblicken; umherschweifen
leta runt herumschnüffeln; herumstreifen; herumstreunen; schweifen; sich umschauen; sich umsehen; streifen; streunen; umherblicken; umherschweifen
linjera linieren; streifen abnehmen; linieren; liniieren
nosa omkring herumschnüffeln; herumstreifen; herumstreunen; schweifen; sich umschauen; sich umsehen; streifen; streunen; umherblicken; umherschweifen
randa linieren; streifen
röra anrühren; antupfen; berühren; leicht berühren; streifen; tippen; tupfen Belange haben; angehen; anrühren; anstiften; antun; aufschüren; aufwiegeln; berühren; betreffen; bewegen; erregen; gehen; gehen um; mischen; rühren; sich aufmachen; sitzen an; touchieren; treffen; wegbegeben
röra lätt streifen
skrapa mot schrammen; streifen
snoka omkring herumschnüffeln; herumstreifen; herumstreunen; schweifen; sich umschauen; sich umsehen; streifen; streunen; umherblicken; umherschweifen
snudda streifen
snudda vid schrammen; streifen bimmeln; bumsen; hämmern; klingeln; läuten; schellen; touchieren
stanna vaken auf Streifegehen; beaufsichtigen; bewachen; patrouillieren; streifen
ströva herumirren; herumreisen; herumschlendern; herumspazieren; herumwandeln; irren; schwalken; schweifen; sichherumtreiben; streichen; streifen; streunen; trampen; umherschweifen; wandern herumirren; herumstreifen; herumstreunen; irren; streunen; umherschweifen
tuscha schrammen; streifen
vaka auf Streifegehen; beaufsichtigen; bewachen; patrouillieren; streifen aufwecken; wecken
vidröra streifen abtasten; anfassen; anrühren; befühlen; berühren; betasten; fühlen; tasten; touchieren

Synoniemen voor "streifen":


Wiktionary: streifen

Cross Translation:
FromToVia
• streifen → nudda ↔ effleurer — raser, passer tout près, atteindre légèrement.
• streifen → irra ↔ errer — vaguer de côté et d’autre, aller çà et là.
• streifen → snudda ↔ frôler — toucher légèrement en passant, ou passer très près.
• streifen → irra ↔ vaguer — errer çà et là, aller de côté et d’autre à l’aventure.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1098 seconde
Page rendered in 1.0 seconds