Overzicht
Duits naar Zweeds: Meer gegevens...
- gepolstert:
- polstern:
-
Wiktionary:
- polstern → stoppa, madrassera
Duits
Uitgebreide vertaling voor gepolstert (Duits) in het Zweeds
gepolstert:
-
gepolstert
stoppat; möbelstoppat; med möbelstoppning; möbelstoppad-
stoppat bijvoeglijk naamwoord
-
möbelstoppat bijvoeglijk naamwoord
-
med möbelstoppning bijvoeglijk naamwoord
-
möbelstoppad bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor gepolstert:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
med möbelstoppning | gepolstert | |
möbelstoppad | gepolstert | |
möbelstoppat | gepolstert | |
stoppat | gepolstert | aufgehalten; aufgehört; gefüllt; gelegt; gestoppt; voll; vollgestopft |
polstern:
-
polstern (bekleiden; beziehen; ausstatten; ankleiden)
Conjugations for polstern:
Präsens
- polstere
- polsterst
- polstert
- polsteren
- polstert
- polsteren
Imperfekt
- polsterte
- polstertest
- polsterte
- polsterten
- polstertet
- polsterten
Perfekt
- habe gepolstert
- hast gepolstert
- hat gepolstert
- haben gepolstert
- habt gepolstert
- haben gepolstert
1. Konjunktiv [1]
- polstere
- polsterest
- polstere
- polsteren
- polsteret
- polsteren
2. Konjunktiv
- polsterte
- polstertest
- polsterte
- polsterten
- polstertet
- polsterten
Futur 1
- werde polstern
- wirst polstern
- wird polstern
- werden polstern
- werdet polstern
- werden polstern
1. Konjunktiv [2]
- würde polstern
- würdest polstern
- würde polstern
- würden polstern
- würdet polstern
- würden polstern
Diverses
- polster!
- polstert!
- polsteren Sie!
- gepolstert
- polsternd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor polstern:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bekläda | ankleiden; ausstatten; bekleiden; beziehen; polstern | anlegen; bepflastern; investieren; investierenin; pflastern |
hölja | ankleiden; ausstatten; bekleiden; beziehen; polstern | |
isolera | ankleiden; ausstatten; bekleiden; beziehen; polstern | abdichten; abseits stellen; absondern; abtrennen; aussondern; dichten; isolieren; separieren; trennen |
klä | ankleiden; ausstatten; bekleiden; beziehen; polstern | aufdonnern; aufputzen; ausschmücken; erfreuen; feinmachen; gefallen; herausputzen; zurechtmachen |
täcka | ankleiden; ausstatten; bekleiden; beziehen; polstern | abdecken; abgrenzen; abschirmen; absperren; abzäunen; bedecken; begrenzen; bepflastern; ein Buch einschlagen; pflastern; umzäunen; überdachen; überdecken |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
klä | bedecken | |
täcka | bedecken | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
täcka | überdacht; überdeckt; überlegen |
Wiktionary: polstern
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• polstern | → stoppa; madrassera | ↔ cushion — provide cushion |