Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Vertaal forttragen

Vertaal forttragen van Duits naar Zweeds

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

forttragen:
- föra bort; ta bort; bära bort

Duits

Uitgebreide vertaling voor forttragen (Duits) in het Zweeds

forttragen:

forttragen werkwoord (trage fort, trägst fort, trägt fort, trug fort, trugt fort, fortgetragen)

forttragen (wegtragen; abführen; abtragen; fortfahren; wegführen; wegschleppen; fortführen; davontragen; fortschaffen; wegschaffen; wegbringen; fortbringen; fortschleppen)
föra bort; ta bort; bära bort
- föra bort werkwoord (för bort, förde bort, fört bort)
- ta bort werkwoord (tar bort, tog bort, tagit bort)
- bära bort werkwoord (bär bort, bar bort, burit bort)

Conjugations for forttragen:

Präsens

trage fort
trägst fort
trägt fort
tragen fort
tragt fort
tragen fort

Imperfekt

trug fort
trugst fort
trug fort
trugen fort
trugt fort
trugen fort

Perfekt

habe fortgetragen
hast fortgetragen
hat fortgetragen
haben fortgetragen
habt fortgetragen
haben fortgetragen

1. Konjunktiv [1]

forttrage
forttragest
forttrage
forttragen
forttraget
forttragen

2. Konjunktiv

forttrüge
forttrügest
forttrüge
forttrügen
forttrüget
forttrügen

Futur 1

werde forttragen
wirst forttragen
wird forttragen
werden forttragen
werdet forttragen
werden forttragen

1. Konjunktiv [2]

würde forttragen
würdest forttragen
würde forttragen
würden forttragen
würdet forttragen
würden forttragen

Diverses

trage fort!
tragt fort!
tragen Sie fort!
fortgetragen
forttragend

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor forttragen:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bära bort		Abtragen; Wegtragen
ta bort		Wegräumen
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bära bort	abführen; abtragen; davontragen; fortbringen; fortfahren; fortführen; fortschaffen; fortschleppen; forttragen; wegbringen; wegführen; wegschaffen; wegschleppen; wegtragen
föra bort	abführen; abtragen; davontragen; fortbringen; fortfahren; fortführen; fortschaffen; fortschleppen; forttragen; wegbringen; wegführen; wegschaffen; wegschleppen; wegtragen
ta bort	abführen; abtragen; davontragen; fortbringen; fortfahren; fortführen; fortschaffen; fortschleppen; forttragen; wegbringen; wegführen; wegschaffen; wegschleppen; wegtragen	Veröffentlichung aufheben; abstauben; abwischen; auslöschen; ausradieren; ausrotten; beseitigen; entfernen; entstauben; entvölkern; erledigen; fortbringen; fortschaffen; löschen; nehmen aus; trennen; vertilgen; vertreiben; verwerfen; wegschaffen; wegtun