Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Vertaal formen

Vertaal formen van Duits naar Zweeds

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. formen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor formen (Duits) in het Zweeds

formen:

formen werkwoord (forme, formst, formt, formte, formtet, geformt)

  1. formen (gestalt geben an; gestalten; Form geben an)
    formge
    • formge werkwoord (formger, formgav, formgivit)
  2. formen (kneten; bilden; gestalten; )
    skapa; forma
    • skapa werkwoord (skapar, skapade, skapat)
    • forma werkwoord (formar, formade, format)
  3. formen (modellieren; gestalten; kneten)
    knåda; forma; modellera
    • knåda werkwoord (knådar, knådade, knådat)
    • forma werkwoord (formar, formade, format)
    • modellera werkwoord (modellerar, modellerade, modellerat)
  4. formen (ins Leben rufen; machen; produzieren; )
    skapa; uppfinna; konstruera; designa
    • skapa werkwoord (skapar, skapade, skapat)
    • uppfinna werkwoord (uppfinner, uppfann, uppfunnit)
    • konstruera werkwoord (konstruerar, konstruerade, konstruerat)
    • designa werkwoord (designar, designade, designat)
  5. formen (entwickeln; ausbilden; bilden; entfalten; heranbilden)
    utveckla

Conjugations for formen:

Präsens
  1. forme
  2. formst
  3. formt
  4. formen
  5. formt
  6. formen
Imperfekt
  1. formte
  2. formtest
  3. formte
  4. formten
  5. formtet
  6. formten
Perfekt
  1. habe geformt
  2. hast geformt
  3. hat geformt
  4. haben geformt
  5. habt geformt
  6. haben geformt
1. Konjunktiv [1]
  1. forme
  2. formest
  3. forme
  4. formen
  5. formet
  6. formen
2. Konjunktiv
  1. formte
  2. formtest
  3. formte
  4. formten
  5. formtet
  6. formten
Futur 1
  1. werde formen
  2. wirst formen
  3. wird formen
  4. werden formen
  5. werdet formen
  6. werden formen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde formen
  2. würdest formen
  3. würde formen
  4. würden formen
  5. würdet formen
  6. würden formen
Diverses
  1. forme!
  2. formt!
  3. formen Sie!
  5. geformt
  6. formend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor formen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
modellera Sitzung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
designa anfertigen; bilden; entstehen; entwerfen; entwickeln; erfinden; erschaffen; erzeugen; fabrizieren; formen; gestalten; herstellen; hervorbringen; ins Leben rufen; konstruieren; kreieren; machen; produzieren; schaffen; schöpfen; skizzieren; tun; verfertigen entwerfen; entwickeln; erfinden; hervorbringen; konstruieren; kreieren; stilisieren
forma bearbeiten; bilden; formen; gestalten; heranbilden; kneten; modellieren gestalten; meißeln; schnitzen; stilisieren
formge Form geben an; formen; gestalt geben an; gestalten stilisieren
knåda formen; gestalten; kneten; modellieren
konstruera anfertigen; bilden; entstehen; entwerfen; entwickeln; erfinden; erschaffen; erzeugen; fabrizieren; formen; gestalten; herstellen; hervorbringen; ins Leben rufen; konstruieren; kreieren; machen; produzieren; schaffen; schöpfen; skizzieren; tun; verfertigen ausdenken; ausklügeln; austüfteln; entwerfen; entwickeln; erdichten; erfinden; ersinnen; hervorbringen; konstruieren; kreieren; phantasieren; planen; sich ausdenken
modellera formen; gestalten; kneten; modellieren gestalten
skapa anfertigen; bearbeiten; bilden; entstehen; entwerfen; entwickeln; erfinden; erschaffen; erzeugen; fabrizieren; formen; gestalten; heranbilden; herstellen; hervorbringen; ins Leben rufen; kneten; konstruieren; kreieren; machen; modellieren; produzieren; schaffen; schöpfen; skizzieren; tun; verfertigen aufstellen; entwerfen; entwickeln; erfinden; erstellen; formieren; gestalten; hervorbringen; konstruieren; konzipieren; kreieren
uppfinna anfertigen; bilden; entstehen; entwerfen; entwickeln; erfinden; erschaffen; erzeugen; fabrizieren; formen; gestalten; herstellen; hervorbringen; ins Leben rufen; konstruieren; kreieren; machen; produzieren; schaffen; schöpfen; skizzieren; tun; verfertigen ausdenken; ausklügeln; austüfteln; erdichten; erfinden; ersinnen; herausfinden; phantasieren; planen; sich ausdenken
utveckla ausbilden; bilden; entfalten; entwickeln; formen; heranbilden aufklappen; ausbilden; auseinanderfalten; bilden; das Bauland erschließen; entwickeln; erfinden; erwachsen werden; heranwachsen; kultivieren

Synoniemen voor "formen":


Wiktionary: formen

formen
verb
  1. jemanden beeinflussen, den Charakter einer Person formen
  2. etwas eine Form/Gestalt geben, bearbeiten
Cross Translation:
FromToVia
• formen → utforma ↔ frame — establish a context in words
• formen → forma ↔ shape — to give something a shape

Verwante vertalingen van formen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0545 seconde
Page rendered in 1.0 seconds