Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Vertaal foppen

Vertaal foppen van Duits naar Zweeds

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. foppen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor foppen (Duits) in het Zweeds

foppen:

foppen werkwoord (foppe, foppst, foppt, foppte, fopptet, gefoppt)

  1. foppen (verarschen; irreführen; neppen; )
    driva med; retas; skoja med
    • driva med werkwoord (driver med, drev med, drivit med)
    • retas werkwoord (retas, retades)
    • skoja med werkwoord (skojar med, skojade med, skojat med)
  2. foppen (zum Narren halten)
    lura
    • lura werkwoord (lurar, lurade, lurat)
  3. foppen (vergraulen; verarschen; verladen; )
    plåga; ansätta
    • plåga werkwoord (plågar, plågade, plågat)
    • ansätta werkwoord (ansätter, ansatte, ansatt)

Conjugations for foppen:

Präsens
  1. foppe
  2. foppst
  3. foppt
  4. foppen
  5. foppt
  6. foppen
Imperfekt
  1. foppte
  2. fopptest
  3. foppte
  4. foppten
  5. fopptet
  6. foppten
Perfekt
  1. habe gefoppt
  2. hast gefoppt
  3. hat gefoppt
  4. haben gefoppt
  5. habt gefoppt
  6. haben gefoppt
1. Konjunktiv [1]
  1. foppe
  2. foppest
  3. foppe
  4. foppen
  5. foppet
  6. foppen
2. Konjunktiv
  1. foppte
  2. fopptest
  3. foppte
  4. foppten
  5. fopptet
  6. foppten
Futur 1
  1. werde foppen
  2. wirst foppen
  3. wird foppen
  4. werden foppen
  5. werdet foppen
  6. werden foppen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde foppen
  2. würdest foppen
  3. würde foppen
  4. würden foppen
  5. würdet foppen
  6. würden foppen
Diverses
  1. foppe!
  2. foppt!
  3. foppen Sie!
  5. gefoppt
  6. foppend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor foppen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
plåga Ranger; Unruhestifter; lästige Person; lästiger Mensch; lästiges Kind
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ansätta eitern; foppen; sich eklig benehmen; verarschen; vergraulen; verladen; weg ekeln
driva med aufziehen; bescheißen; foppen; hinters Licht führen; irreführen; neppen; verarschen beschimpfen; höhnen; spotten über; verhöhnen; verspotten
lura foppen; zum Narren halten ausnehmen; begaunern; bemogeln; bescheißen; beschummeln; beschwindeln; bestechen; betrügen; betören; bezaubern; heranlocken; herauslocken; hereinlegen; hintergehen; hinters Licht führen; irreführen; ködern; mitlocken; neppen; prellen; täuschen; verarschen; verführen; verladen; verleiten; verlocken; vorgeben; übertölpeln; übervorteilen
plåga eitern; foppen; sich eklig benehmen; verarschen; vergraulen; verladen; weg ekeln belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; foltern; kasteien; martern; peinigen; piesacken; plagen; quälen; schikanieren; schinden; streiten; triezen; tyrannisieren; verletzen; wegekeln; zanken
retas aufziehen; bescheißen; foppen; hinters Licht führen; irreführen; neppen; verarschen herumtollen; scherzen; spaßen
skoja med aufziehen; bescheißen; foppen; hinters Licht führen; irreführen; neppen; verarschen
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
plåga Qual

Synoniemen voor "foppen":


Wiktionary: foppen

foppen
  1. jemanden hereinlegen, hinters Licht führen
Cross Translation:
FromToVia
• foppen → skoja; skämta ↔ badiner — plaisanter, prendre quelque chose à la légère, parler ou écrire d’une manière enjouée.
• foppen → håna ↔ bafouer — traiter quelqu’un ou quelque chose avec une moquerie outrageante ou dédaigneux.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0634 seconde
Page rendered in 1.0 seconds