Overzicht
Duits naar Zweeds: Meer gegevens...
- fachmännisch:
-
Wiktionary:
- fachmännisch → professionell, fackmässig
Duits
Uitgebreide vertaling voor fachmännisch (Duits) in het Zweeds
fachmännisch:
-
fachmännisch (geistreich; kundig; fähig; geschickt; klug; sachverständig; schlau; scharfsinnig; gescheit; geübt; tüchtig; gewandt; geschult; handlich; aufgeweckt; gekonnt; behende; ausgelernt; scharfsichtig)
-
fachmännisch (spezialisiert)
specialiserad; specialiserat-
specialiserad bijvoeglijk naamwoord
-
specialiserat bijvoeglijk naamwoord
-
-
fachmännisch (fachkundig; fachgerecht; sachverständig; kompetent; sachkundig)
-
fachmännisch (kundig; geübt; erfahren; geschult; bewandert; tüchtig; sachverständig)
erfarenhet; kunnig; kunnigt-
erfarenhet bijvoeglijk naamwoord
-
kunnig bijvoeglijk naamwoord
-
kunnigt bijvoeglijk naamwoord
-
-
fachmännisch (vernünftig; genial; gescheit; klug; kundig; erfinderisch; sachverständig; gekonnt; ausgekocht)
användbar; uppriktig; klokt; användbart-
användbar bijvoeglijk naamwoord
-
uppriktig bijvoeglijk naamwoord
-
klokt bijvoeglijk naamwoord
-
användbart bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor fachmännisch:
Synoniemen voor "fachmännisch":
Wiktionary: fachmännisch
fachmännisch
adjective
-
sachgerecht, sachverständig, von einem Fachmann oder einer Fachfrau aus gesehen oder gemacht
- fachmännisch → professionell; fackmässig
Computer vertaling door derden: