Overzicht
Duits naar Zweeds: Meer gegevens...
- erschlaffen:
-
Wiktionary:
- erschlaffen → göra någon orkeslös, göra någon trött, bli trött, bli kraftlös
Duits
Uitgebreide vertaling voor erschlaffen (Duits) in het Zweeds
erschlaffen:
-
erschlaffen (verflauen; verblassen; nachlassen; ermüden; erbleichen; abschwächen; ermatten; abflauen; erblassen; verschießen)
-
erschlaffen (ermatten; schwach werden; schwächer werden; ermüden; erlahmen)
Vertaal Matrix voor erschlaffen:
Wiktionary: erschlaffen
erschlaffen
verb
-
transitiv: jemandes Kraft abziehen, verringern; jemanden müde machen
- erschlaffen → göra någon orkeslös; göra någon trött
-
intransitiv: die Kraft verlieren, müde werden
- erschlaffen → bli trött; bli kraftlös