Duits
Uitgebreide vertaling voor einreissen (Duits) in het Zweeds
einreissen:
-
einreissen
Vertaal Matrix voor einreissen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
riva | Riß; Spalt; Spalte | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
klösa | einreissen | kratzen auf |
riva | einreissen | abreißen; abtragen; abwracken; ausreißen; entnerven; harken; jucken; knarren; knirschen; kratzen; kratzen auf; niederreißen; quietschen; raspeln; rechen; reiben; sich scheuern; wegreißen; zehren; zerfetzen; zerlegen; zerreissen; zerreißen; zusammenharken |
riva ut | einreissen | ausreißen; herausreißen |
slita | einreissen | abreißen; abschleifen; abtragen; abwracken; aufdröseln; aufknoten; aufknöpfen; auftrennen; auseinander fasern; ausfasern; ausfransen; ausfädeln; ausknobeln; ausreißen; entknoten; entnerven; entwirren; niederreißen; schuften; sich abmühen; sich abrackern; sich plagen; wegreißen; zehren; zerfetzen; zerlegen; zerreissen; zerreißen |