Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Vertaal dusselig

Vertaal dusselig van Duits naar Zweeds

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

dusselig:
- tjockskalligt; dum; trög; trögt; dumt; drömmande

Duits

Uitgebreide vertaling voor dusselig (Duits) in het Zweeds

dusselig:

dusselig bijvoeglijk naamwoord

dusselig (stumpfsinnig; blöd; dumm; stumpf; doof; geistlos; dämlich; ätzend; geisttötend; simpel)
tjockskalligt; dum; trög; trögt; dumt
- tjockskalligt bijvoeglijk naamwoord
- dum bijvoeglijk naamwoord
- trög bijvoeglijk naamwoord
- trögt bijvoeglijk naamwoord
- dumt bijvoeglijk naamwoord
dusselig (grüblerisch; träumerisch)
drömmande
- drömmande bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor dusselig:

Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
drömmande	dusselig; grüblerisch; träumerisch	träumerisch
dum	blöd; doof; dumm; dusselig; dämlich; geistlos; geisttötend; simpel; stumpf; stumpfsinnig; ätzend	albern; blöde; blödsinnig; boshaft; bösartig; böse; dumm; einfältig; gemein; heimtückisch; hinterhältig; hinterlistig; idiotisch; leibhaftig; lächerlich; mies; niederträchtig; schlecht; schlimm; töricht; tückisch; verrückt; übel
dumt	blöd; doof; dumm; dusselig; dämlich; geistlos; geisttötend; simpel; stumpf; stumpfsinnig; ätzend	albern; blöde; blödsinnig; boshaft; bösartig; böse; dumm; einfältig; gemein; heimtückisch; hinterhältig; hinterlistig; idiotisch; leibhaftig; lächerlich; mies; niederträchtig; schlecht; schlimm; töricht; tückisch; unvernünftig; unverständig; verrückt; übel
tjockskalligt	blöd; doof; dumm; dusselig; dämlich; geistlos; geisttötend; simpel; stumpf; stumpfsinnig; ätzend	albern; dumm; einfältig; töricht
trög	blöd; doof; dumm; dusselig; dämlich; geistlos; geisttötend; simpel; stumpf; stumpfsinnig; ätzend	arbeitsscheu; denkfaul; faul; flau; freudlos; klobig; langsam; lustlos; lässig; matt; müde; nachlässig; schlapp; schleppend; schwerfällig; schwül; stumpf; teilnahmslos; träge; trödelig
trögt	blöd; doof; dumm; dusselig; dämlich; geistlos; geisttötend; simpel; stumpf; stumpfsinnig; ätzend	arbeitsscheu; denkfaul; fade; faul; flau; freudlos; klobig; langsam; lustlos; lässig; matt; müde; nachlässig; salzlos; schlapp; schleppend; schwerfällig; schwül; stumpf; teilnahmslos; träge; trödelig

Synoniemen voor "dusselig":

bescheuert; beschränkt; doof; dümmlich; panne

Computer vertaling door derden: