Duits
Uitgebreide vertaling voor duselig (Duits) in het Zweeds
duselig:
-
duselig (schläfrig; dösig; verschlafen; schlaftrunken)
-
duselig (benebelt; berauscht; betäubt)
-
duselig (dösig; schläfrig)
-
duselig (dösig; betäubt; stumpfsinnig)
-
duselig (dösig; schlaff; dumpf; betäubt; dumpfig)
-
duselig (betäubt; berauscht; apathisch; benebelt)
-
duselig (angeheitert; betrunken; benebelt; blau; besoffen; angesäuselt; stock betrunken; stock besoffen; voll; berauscht; völlig betrunken; besäuselt; schwer betrunken)
pirum; lätt berusad; lätt berusat; halvt berusat-
pirum bijvoeglijk naamwoord
-
lätt berusad bijvoeglijk naamwoord
-
lätt berusat bijvoeglijk naamwoord
-
halvt berusat bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor duselig:
Computer vertaling door derden: