Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. bloß:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor bloß (Duits) in het Zweeds

bloß:

bloß bijvoeglijk naamwoord

  1. bloß (nackt; entblößt)
    naken; naket
    • naken bijvoeglijk naamwoord
    • naket bijvoeglijk naamwoord
  2. bloß (nur)
    endast
    • endast bijvoeglijk naamwoord
  3. bloß (entblößt; nackt)
    naken; bart; naket
    • naken bijvoeglijk naamwoord
    • bart bijvoeglijk naamwoord
    • naket bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor bloß:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bart bloß; entblößt; nackt
endast bloß; nur ausschließlich; exklusiv
naken bloß; entblößt; nackt hüllenlos; nackt; ohne Bekleidung; unbekleidet
naket bloß; entblößt; nackt hüllenlos; nackt; ohne Bekleidung; unbekleidet

Synoniemen voor "bloß":


Wiktionary: bloß

bloß
adjective
  1. partikulär, verstärkend: nur, nur mal
  2. allein, alleinig, nur
  3. über etwas, das ohne Bekleidung, ohne Hülle, ohne Schutz ist

Cross Translation:
FromToVia
bloß bar; naken nu — Qui n’a pas de vêtements, qui dévêtir.
bloß ensam seul — Qui est sans compagnie ; qui n’est point avec d’autres.
bloß bara; blott; endast seulement — Uniquement, rien que… (sens général)
bloß endast; uteslutande uniquement — Exclusivement à tout autre.

Verwante vertalingen van bloß