Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Vertaal bewegen

Vertaal bewegen van Duits naar Zweeds

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. bewegen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor bewegen (Duits) in het Zweeds

bewegen:

bewegen werkwoord (bewege, bewegst, bewegt, bewegte, bewegtet, bewegt)

  1. bewegen (in Bewegung bringen; rühren; sich regen)
    sätta igång
    • sätta igång werkwoord (sätter igång, satte igång, satt igång)
  2. bewegen (wegbegeben)
    flytta; röra
    • flytta werkwoord (flyttar, flyttade, flyttat)
    • röra werkwoord (rör, rörde, rört)
  3. bewegen (betreffen; treffen; berühren; )
    röra; beröra; gälla; angå
    • röra werkwoord (rör, rörde, rört)
    • beröra werkwoord (berör, berörde, berört)
    • gälla werkwoord (gäller, gällde, gällt)
    • angå werkwoord (angår, angick, angått)
  4. bewegen (mischen; rühren)
    blanda; röra; mixa
    • blanda werkwoord (blandar, blandade, blandat)
    • röra werkwoord (rör, rörde, rört)
    • mixa werkwoord (mixar, mixade, mixat)
  5. bewegen (manövrieren)
    manövrera; tåga
    • manövrera werkwoord (manövrerar, manövrerade, manövrerat)
    • tåga werkwoord (tågar, tågade, tågat)
  6. bewegen (umruhren; schüren; anschüren)
    kärna; röra om
    • kärna werkwoord (kärnar, kärnade, kärnat)
    • röra om werkwoord (rör om, rörde om, rört om)
  7. bewegen (treffen; rühren)
    slå någon
    • slå någon werkwoord (slår någon, slog någon, slagit någon)
  8. bewegen (treffen; berühren; schlagen; )
    träffa; råka; beröra
    • träffa werkwoord (träffar, träffade, träffat)
    • råka werkwoord (råkar, råkade, råkat)
    • beröra werkwoord (berör, berörde, berört)
  9. bewegen (erregen; aufregen; beunruhigen; schüren; anschüren)
    uppröra; skaka om
    • uppröra werkwoord (upprör, upprörde, upprört)
    • skaka om werkwoord (skakar om, skakade om, skakat om)
  10. bewegen (treffen; berühren; anrühren)
    röra
    • röra werkwoord (rör, rörde, rört)
  11. bewegen
    flytta en bildpunkt

Conjugations for bewegen:

Präsens
  1. bewege
  2. bewegst
  3. bewegt
  4. bewegen
  5. bewegt
  6. bewegen
Imperfekt
  1. bewegte
  2. bewegtest
  3. bewegte
  4. bewegten
  5. bewegtet
  6. bewegten
Perfekt
  1. habe bewegt
  2. hast bewegt
  3. hat bewegt
  4. haben bewegt
  5. habt bewegt
  6. haben bewegt
1. Konjunktiv [1]
  1. bewege
  2. bewegest
  3. bewege
  4. bewegen
  5. beweget
  6. bewegen
2. Konjunktiv
  1. bewegte
  2. bewegtest
  3. bewegte
  4. bewegten
  5. bewegtet
  6. bewegten
Futur 1
  1. werde bewegen
  2. wirst bewegen
  3. wird bewegen
  4. werden bewegen
  5. werdet bewegen
  6. werden bewegen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde bewegen
  2. würdest bewegen
  3. würde bewegen
  4. würden bewegen
  5. würdet bewegen
  6. würden bewegen
Diverses
  1. beweg!
  2. bewegt!
  3. bewegen Sie!
  5. bewegt
  6. bewegend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor bewegen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
flytta Ausnehmen
kärna Butterfaß; Essenz; Fruchtkern; Gehäuse; Innerste; Kern; Kerngehäuse; Nuß; Stein; Wesen; Zentrum
råka Ackerkrähe; Saatkrähe
röra Anhäufung; Aufhäufung; Ausschußware; Chaos; Dichtung; Durcheinander; Eintopf; Eintopfgericht; Gepfusche; Gequake; Geschmier; Geschmiere; Gesudel; Horde; Kram; Mischfutter; Mischmasch; Pfuscherei; Plunder; Rommel; Sammelsurium; Sauerei; Sauwirtschaft; Schar; Schererei; Schmiererei; Schrott; Schund; Schutthaufen; Schweinerei; Sudelei; Trümmerhaufen; Wirrwarr; Zusammengekochte; Zusammengeraffte
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
angå antun; berühren; betreffen; bewegen; erregen; rühren; treffen Belange haben; angehen; betreffen
beröra antun; berühren; besiegen; betreffen; bewegen; erregen; rühren; schlagen; treffen Belange haben; angehen; anrühren; antupfen; berühren; betreffen; leicht berühren; streifen; tippen; touchieren; tupfen
blanda bewegen; mischen; rühren Zufallswiedergabe; anrühren; durcheinandergeraten; durcheinanderwerfen; mengen; mischen; rühren; schlingern; unsortiert; vermengen; vermischen; zufällige Wiedergabe
flytta bewegen; wegbegeben aufschieben; den Standort verändern; eintauschen; einwechseln; etwas umstellen; sich verheben; tauschen; umstellen; umtauschen; umziehen; verhoben; verlegen; verrücken; verschieben; verschleppen; versetzen; verstellen; wegbewegen; zur Seite rücken; überführen; übersiedeln; übertragen
gälla antun; berühren; betreffen; bewegen; erregen; rühren; treffen Belange haben; angehen; behalten; beibehalten; betreffen; bewahren; erhalten; gelten; gültlig; handhaben; instandhalten; wahren
kärna anschüren; bewegen; schüren; umruhren
manövrera bewegen; manövrieren
mixa bewegen; mischen; rühren anrühren; durcheinanderbringen; durchschütteln; mengen; mischen; rühren; vermengen; vermischen; zusammenbringen
råka antun; berühren; besiegen; betreffen; bewegen; erregen; rühren; schlagen; treffen
röra anrühren; antun; berühren; betreffen; bewegen; erregen; mischen; rühren; treffen; wegbegeben Belange haben; angehen; anrühren; anstiften; antupfen; aufschüren; aufwiegeln; berühren; betreffen; gehen; gehen um; leicht berühren; rühren; sich aufmachen; sitzen an; streifen; tippen; touchieren; tupfen
röra om anschüren; bewegen; schüren; umruhren anblasen; anfachen; anschüren; schüren
skaka om anschüren; aufregen; beunruhigen; bewegen; erregen; schüren
slå någon bewegen; rühren; treffen
sätta igång bewegen; in Bewegung bringen; rühren; sich regen einführen; initiieren
träffa antun; berühren; besiegen; betreffen; bewegen; erregen; rühren; schlagen; treffen begegnen; entgegen; greifen
tåga bewegen; manövrieren
uppröra anschüren; aufregen; beunruhigen; bewegen; erregen; schüren anregen; anreizen; aufhetzen; aufmuntern; aufputschen; aufregen; aufreizen; aufstacheln; aufwecken; ermuntern; erwecken; herausfordern; herauslocken; hervorrufen; provozieren; reizen; stimulieren; veranlassen; verursachen
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
flytta en bildpunkt bewegen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
röra om durchgerührt; gemischt

Synoniemen voor "bewegen":


Wiktionary: bewegen

bewegen
  1. die Handlung von jemandem in eine beabsichtigen Richtung beeinflussen; jemanden dazu bringen, etwas zu tun
  2. jemanden bewegen: psychisch beeindrucken
  3. etwas von einem Ort zum anderen schaffen
  4. die Stellung eines Gegenstandes oder eines Teils davon (auch eines Teils von sich selbst) im Raum verändern
Cross Translation:
FromToVia
• bewegen → beröra; röra ↔ affect — to move to emotion
• bewegen → flytta sig; röra på sig; röra sig; flytta på sig ↔ move — to change place or posture; to go
• bewegen → flytta ↔ move — to change the place of a piece
• bewegen → röra; flytta ↔ move — to cause to change place or posture; to set in motion
• bewegen → röra ↔ move — to arouse the feelings or passions of
• bewegen → röra; flytta; röra sig; röras ↔ mouvoir — déplacer, faire aller d’un lieu à un autre, mettre en mouvement.

Verwante vertalingen van bewegen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0423 seconde
Page rendered in 1.0 seconds