Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Vertaal beugen

Vertaal beugen van Duits naar Zweeds

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. beugen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor beugen (Duits) in het Zweeds

beugen:

beugen werkwoord (beuge, beugst, beugt, beugte, beugtet, gebeugt)

  1. beugen (krummbiegen; biegen; krümmen; umbiegen; verbiegen)
    böja; buga; böja sig
    • böja werkwoord (böjer, böjde, böjt)
    • buga werkwoord (bugar, bugade, bugat)
    • böja sig werkwoord (böjer sig, böjde sig, böjt sig)
  2. beugen (sichbeugen; biegen; krümmen; )
    svänga; böja sig; gå i en båge
    • svänga werkwoord (svänger, svängde, svängt)
    • böja sig werkwoord (böjer sig, böjde sig, böjt sig)
    • gå i en båge werkwoord (går i en båge, gick i en båge, gått i en båge)
  3. beugen (vergewaltigen; verletzen)
    våldta
    • våldta werkwoord (våldtar, våldtog, våldtagit)
  4. beugen (krümmen; hinneigen; knicken)
    kurva
    • kurva werkwoord (kurvar, kurvade, kurvat)
  5. beugen (Ehre bezeugen; sich neigen; sich vorüberbeugen; )
    buga i ära
    • buga i ära werkwoord (bugar i ära, bugade i ära, bugat i ära)
  6. beugen (konjugieren; verbeugen; deklinieren; abwandeln; abändern)
    konjugera; böja; böja grammatiskt; deklinera
    • konjugera werkwoord (konjugerar, konjugerade, konjugerat)
    • böja werkwoord (böjer, böjde, böjt)
    • böja grammatiskt werkwoord (böjer grammatiskt, böjde grammatiskt, böjt grammatiskt)
    • deklinera werkwoord (deklinerar, deklinerade, deklinerat)

Conjugations for beugen:

Präsens
  1. beuge
  2. beugst
  3. beugt
  4. beugen
  5. beugt
  6. beugen
Imperfekt
  1. beugte
  2. beugtest
  3. beugte
  4. beugten
  5. beugtet
  6. beugten
Perfekt
  1. habe gebeugt
  2. hast gebeugt
  3. hat gebeugt
  4. haben gebeugt
  5. habt gebeugt
  6. haben gebeugt
1. Konjunktiv [1]
  1. beuge
  2. beugest
  3. beuge
  4. beugen
  5. beuget
  6. beugen
2. Konjunktiv
  1. beugte
  2. beugtest
  3. beugte
  4. beugten
  5. beugtet
  6. beugten
Futur 1
  1. werde beugen
  2. wirst beugen
  3. wird beugen
  4. werden beugen
  5. werdet beugen
  6. werden beugen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde beugen
  2. würdest beugen
  3. würde beugen
  4. würden beugen
  5. würdet beugen
  6. würden beugen
Diverses
  1. beug!
  2. beugt!
  3. beugen Sie!
  5. gebeugt
  6. beugend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor beugen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
böja Beugung; Biegung; Drehung; Krümmung; Kurve
kurva Beugung; Biegung; Bogen; Drehung; Krümme; Krümmung; Kurve; Rundung; Suppe; Windung; Wölbung; Zeug
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
buga beugen; biegen; krummbiegen; krümmen; umbiegen; verbiegen sich verneigen; verneigen
buga i ära Ehre bezeugen; beugen; sich beugen; sich neigen; sich verbeugen; sich verneigen; sich vorüberbeugen; verbeugen; verneigen
böja abwandeln; abändern; beugen; biegen; deklinieren; konjugieren; krummbiegen; krümmen; umbiegen; verbeugen; verbiegen biegen; umbiegen; verbiegen
böja grammatiskt abwandeln; abändern; beugen; deklinieren; konjugieren; verbeugen
böja sig beugen; biegen; flektieren; hinneigen; knicken; krummbiegen; krümmen; sich neigen; sichbeugen; sichverbeugen; sichverneigen; sichvorüberbeugen; umbiegen; verbeugen; verbiegen; verneigen krumm gehen; sich krümmen
deklinera abwandeln; abändern; beugen; deklinieren; konjugieren; verbeugen
gå i en båge beugen; biegen; flektieren; hinneigen; knicken; krümmen; sich neigen; sichbeugen; sichverbeugen; sichverneigen; sichvorüberbeugen; verbeugen; verneigen
konjugera abwandeln; abändern; beugen; deklinieren; konjugieren; verbeugen
kurva beugen; hinneigen; knicken; krümmen
svänga beugen; biegen; flektieren; hinneigen; knicken; krümmen; sich neigen; sichbeugen; sichverbeugen; sichverneigen; sichvorüberbeugen; verbeugen; verneigen etwas umdrehen; herumdrehen; herumschwenken; kehren; schaukeln; schlenkern; schwanken; schwenken; schwingen; sich drehen; umdrehen; umkehren; umsetzen; umstellen; umwandeln; umwenden; verdrehen; verkehren; verwandeln; wenden; wiegen
våldta beugen; vergewaltigen; verletzen

Synoniemen voor "beugen":


Wiktionary: beugen

beugen
verb
  1. Recht: Gesetz oder Recht willkürlich verändern
  2. reflexiv: sich unterwerfen
  3. Linguistik: (ein Wort) deklinieren, abwandeln
  4. Physik: (Licht oder andere Wellen) ablenken
  5. (transitiv) biegen, krümmen
Cross Translation:
FromToVia
• beugen → böja ↔ bend — to cause to shape into a curve
• beugen → böja ↔ inflect — grammar

Verwante vertalingen van beugen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0471 seconde
Page rendered in 1.0 seconds