Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Vertaal bestreuen

Vertaal bestreuen van Duits naar Zweeds

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

bestreuen:
- bespruta med; så; beså; utså

Duits

Uitgebreide vertaling voor bestreuen (Duits) in het Zweeds

bestreuen:

bestreuen werkwoord (bestreue, bestreust, bestreut, bestreute, bestreutet, bestreut)

bestreuen (besäen)
bespruta med
- bespruta med werkwoord (besprutar med, besprutade med, besprutat med)
bestreuen (einsäen; saën; aussäen; besäen; ausstreuen; streuen)
så; beså; utså
- så werkwoord (sår, sådde, sått)
- beså werkwoord (besår, besådde, besått)
- utså werkwoord (utsår, utsådde, utsått)

Conjugations for bestreuen:

Präsens

bestreue
bestreust
bestreut
bestreuen
bestreut
bestreuen

Imperfekt

bestreute
bestreutest
bestreute
bestreuten
bestreutet
bestreuten

Perfekt

habe bestreut
hast bestreut
hat bestreut
haben bestreut
habt bestreut
haben bestreut

1. Konjunktiv [1]

bestreue
bestreuest
bestreue
bestreuen
bestreuet
bestreuen

2. Konjunktiv

bestreute
bestreutest
bestreute
bestreuten
bestreutet
bestreuten

Futur 1

werde bestreuen
wirst bestreuen
wird bestreuen
werden bestreuen
werdet bestreuen
werden bestreuen

1. Konjunktiv [2]

würde bestreuen
würdest bestreuen
würde bestreuen
würden bestreuen
würdet bestreuen
würden bestreuen

Diverses

bestreu!
bestreut!
bestreuen Sie!
bestreut
bestreuend

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor bestreuen:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bespruta med	bestreuen; besäen
beså	ausstreuen; aussäen; bestreuen; besäen; einsäen; saën; streuen
så	ausstreuen; aussäen; bestreuen; besäen; einsäen; saën; streuen	Seeding ausführen
utså	ausstreuen; aussäen; bestreuen; besäen; einsäen; saën; streuen	ausstreuen; aussäen; austragen
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
så		oder; so
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
så		auf diese Weise; so

Synoniemen voor "bestreuen":

streuen