Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor bereitlegen (Duits) in het Zweeds

bereitlegen:

bereitlegen werkwoord

  1. bereitlegen (bereitstellen; zurechtlegen)
    lägga fram i förväg
  2. bereitlegen (bereitstellen; auslegen; zurechtlegen)
    förbereda; lägga fram; lägga fram i förväg; sätta fram
    • förbereda werkwoord (förbereder, förberedde, förberett)
    • lägga fram werkwoord (lägger fram, lade fram, lagt fram)
    • lägga fram i förväg werkwoord (lägger fram i förväg, läggde fram i förväg, lagt fram i förväg)
    • sätta fram werkwoord (sätter fram, satte fram, satt fram)

Vertaal Matrix voor bereitlegen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
förbereda auslegen; bereitlegen; bereitstellen; zurechtlegen Vorbereitungen treffen; anrichten; bereiten; bereitstellen; einarbeiten; einführen; einweisen; grundieren; kochen; vorarbeiten; vorbereiten; zubereiten
lägga fram auslegen; bereitlegen; bereitstellen; zurechtlegen abwerfen; einbringen; eintragen; ergeben; gewinnen
lägga fram i förväg auslegen; bereitlegen; bereitstellen; zurechtlegen
sätta fram auslegen; bereitlegen; bereitstellen; zurechtlegen bedienen; sich bedienen