Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Vertaal bemogeln

Vertaal bemogeln van Duits naar Zweeds

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. bemogeln:

Duits

Uitgebreide vertaling voor bemogeln (Duits) in het Zweeds

bemogeln:

bemogeln werkwoord (bemogele, bemogelst, bemogelt, bemogelte, bemogeltet, bemogelt)

  1. bemogeln (beschwindeln; übertölpeln)
    fuska; lura; bedra; narra; fiffla; spela falskt
    • fuska werkwoord (fuskar, fuskade, fuskat)
    • lura werkwoord (lurar, lurade, lurat)
    • bedra werkwoord (bedrar, bedragade, bedragat)
    • narra werkwoord (narrar, narrade, narrat)
    • fiffla werkwoord (fifflar, fifflade, fifflat)
    • spela falskt werkwoord (spelar falskt, spelade falskt, spelat falskt)
  2. bemogeln (beschummeln; betrügen; prellen; )
    lura; bedra; svindla; narra
    • lura werkwoord (lurar, lurade, lurat)
    • bedra werkwoord (bedrar, bedragade, bedragat)
    • svindla werkwoord (svindlar, svindlade, svindlat)
    • narra werkwoord (narrar, narrade, narrat)
  3. bemogeln (betrügen; bescheißen; beschwindeln; )
    vilseleda; lura; bedra; svindla; göra besviken
    • vilseleda werkwoord (vilseledar, vilseledadde, vilselett)
    • lura werkwoord (lurar, lurade, lurat)
    • bedra werkwoord (bedrar, bedragade, bedragat)
    • svindla werkwoord (svindlar, svindlade, svindlat)
    • göra besviken werkwoord (gör besviken, gjorde besviken, gjort besviken)
  4. bemogeln (beschwindeln; betrügen; prellen; )
    fuska; svindla; lura
    • fuska werkwoord (fuskar, fuskade, fuskat)
    • svindla werkwoord (svindlar, svindlade, svindlat)
    • lura werkwoord (lurar, lurade, lurat)

Conjugations for bemogeln:

Präsens
  1. bemogele
  2. bemogelst
  3. bemogelt
  4. bemogelen
  5. bemogelt
  6. bemogelen
Imperfekt
  1. bemogelte
  2. bemogeltest
  3. bemogelte
  4. bemogelten
  5. bemogeltet
  6. bemogelten
Perfekt
  1. habe bemogelt
  2. hast bemogelt
  3. hat bemogelt
  4. haben bemogelt
  5. habt bemogelt
  6. haben bemogelt
1. Konjunktiv [1]
  1. bemogele
  2. bemogelest
  3. bemogele
  4. bemogelen
  5. bemogelet
  6. bemogelen
2. Konjunktiv
  1. bemogelte
  2. bemogeltest
  3. bemogelte
  4. bemogelten
  5. bemogeltet
  6. bemogelten
Futur 1
  1. werde bemogeln
  2. wirst bemogeln
  3. wird bemogeln
  4. werden bemogeln
  5. werdet bemogeln
  6. werden bemogeln
1. Konjunktiv [2]
  1. würde bemogeln
  2. würdest bemogeln
  3. würde bemogeln
  4. würden bemogeln
  5. würdet bemogeln
  6. würden bemogeln
Diverses
  1. bemogel!
  2. bemogelt!
  3. bemogelen Sie!
  5. bemogelt
  6. bemogelend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor bemogeln:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedra begaunern; bemogeln; bescheißen; beschummeln; beschwindeln; betrügen; hintergehen; hinters Licht führen; neppen; prellen; übertölpeln; übervorteilen aufhängen; beschwindeln; betrügen; erzählen; hereinlegen; schummeln; verarschen; vorgeben; vormachen
fiffla bemogeln; beschwindeln; übertölpeln
fuska ausnehmen; begaunern; bemogeln; bescheißen; beschummeln; beschwindeln; betrügen; hintergehen; prellen; verladen; übertölpeln; übervorteilen Unordnung machen; Wirrwarr machen; basteln; beschwindeln; betrügen; handarbeiten; herumbasteln; pfuschen; sudeln; verpfuschen; vertun
göra besviken begaunern; bemogeln; bescheißen; beschummeln; beschwindeln; betrügen; hintergehen; hinters Licht führen; prellen; übervorteilen Vertrauen mißbrauchen; beschämen; enttäuschen; nicht beantworten an das was man erwartet
lura ausnehmen; begaunern; bemogeln; bescheißen; beschummeln; beschwindeln; betrügen; hintergehen; hinters Licht führen; neppen; prellen; verladen; übertölpeln; übervorteilen beschwindeln; bestechen; betrügen; betören; bezaubern; foppen; heranlocken; herauslocken; hereinlegen; hinters Licht führen; irreführen; ködern; mitlocken; täuschen; verarschen; verführen; verleiten; verlocken; vorgeben; zum Narren halten
narra begaunern; bemogeln; beschummeln; beschwindeln; betrügen; neppen; prellen; übertölpeln; übervorteilen bestechen; betören; bezaubern; heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken; verführen; verleiten; verlocken; vorgeben
spela falskt bemogeln; beschwindeln; übertölpeln
svindla ausnehmen; begaunern; bemogeln; bescheißen; beschummeln; beschwindeln; betrügen; hintergehen; hinters Licht führen; neppen; prellen; verladen; übervorteilen beschwindeln; hereinlegen; schwindeln; verarschen
vilseleda begaunern; bemogeln; bescheißen; beschummeln; beschwindeln; betrügen; hintergehen; hinters Licht führen; prellen; übervorteilen schummeln; vorgeben

Synoniemen voor "bemogeln":








Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0346 seconde
Page rendered in 1.0 seconds