Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Vertaal belichten

Vertaal belichten van Duits naar Zweeds

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. belichten:

Duits

Uitgebreide vertaling voor belichten (Duits) in het Zweeds

belichten:

belichten werkwoord (belichte, belichtest, belichtet, belichtete, belichtetet, belichtet)

  1. belichten (ähneln; scheinen; beleuchten; den Anschein haben)
    tyckas; verka; se ut att
    • tyckas werkwoord (tycker, tyckte, tyckt)
    • verka werkwoord (verkar, verkade, verkat)
    • se ut att werkwoord (ser ut att, såg ut att, sett ut att)
  2. belichten (beleuchten; erleuchten; ausleuchten; bestrahlen; bescheinen)
    lindra; lysa upp; lysa; lätta; klarna; ljusna; lysa på; göra ljus
    • lindra werkwoord (lindrar, lindrade, lindrat)
    • lysa upp werkwoord (lyser upp, lyste upp, lyst upp)
    • lysa werkwoord (lysar, lysade, lysat)
    • lätta werkwoord (lättar, lättade, lättat)
    • klarna werkwoord (klarnar, klarnade, klarnat)
    • ljusna werkwoord (ljusnar, ljusnade, ljusnat)
    • lysa på werkwoord (lyser på, lyste på, lyst på)
    • göra ljus werkwoord
  3. belichten (beleuchten)
    belysa; klargöra
    • belysa werkwoord (belyser, belyste, belyst)
    • klargöra werkwoord (klargör, klargjorde, klargjort)
  4. belichten (beleuchten; erleuchten; scheinen; strahlen)
    belysa; kasta ljus över
    • belysa werkwoord (belyser, belyste, belyst)
    • kasta ljus över werkwoord (kastar ljus över, kastade ljus över, kastat ljus över)

Conjugations for belichten:

Präsens
  1. belichte
  2. belichtest
  3. belichtet
  4. belichten
  5. belichtet
  6. belichten
Imperfekt
  1. belichtete
  2. belichtetest
  3. belichtete
  4. belichteten
  5. belichtetet
  6. belichteten
Perfekt
  1. habe belichtet
  2. hast belichtet
  3. hat belichtet
  4. haben belichtet
  5. habt belichtet
  6. haben belichtet
1. Konjunktiv [1]
  1. belichte
  2. belichtest
  3. belichte
  4. belichten
  5. belichtet
  6. belichten
2. Konjunktiv
  1. belichtete
  2. belichtetest
  3. belichtete
  4. belichteten
  5. belichtetet
  6. belichteten
Futur 1
  1. werde belichten
  2. wirst belichten
  3. wird belichten
  4. werden belichten
  5. werdet belichten
  6. werden belichten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde belichten
  2. würdest belichten
  3. würde belichten
  4. würden belichten
  5. würdet belichten
  6. würden belichten
Diverses
  1. belicht!
  2. belichtet!
  3. belichten Sie!
  5. belichtet
  6. belichtend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor belichten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lysa upp Erleuchten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
belysa beleuchten; belichten; erleuchten; scheinen; strahlen aufklären; auseinandersetzen; auslegen; erklären; erleuchten; interpretieren; klären; leuchten; mit Licht scheinen auf; verdeutlichen
göra ljus ausleuchten; beleuchten; belichten; bescheinen; bestrahlen; erleuchten
kasta ljus över beleuchten; belichten; erleuchten; scheinen; strahlen aufklären; auseinandersetzen; auslegen; erklären; interpretieren; klären; verdeutlichen
klargöra beleuchten; belichten aufklären; aufschließen; auseinandersetzen; auslegen; darlegen; deuten; erklären; erläutern; erörtern; illustrieren; interpretieren; klären; schildern; verdeutlichen
klarna ausleuchten; beleuchten; belichten; bescheinen; bestrahlen; erleuchten aufheitern; aufhellen; aufklären; klären
lindra ausleuchten; beleuchten; belichten; bescheinen; bestrahlen; erleuchten beruhigen; beschwichtigen; besänftigen; drosseln; dämpfen; erleichtern; erweichen; lindern; lockern; löschen; milde machen; mildern; rühren; schlichten; stillen; weich machen; zur Ruhe mahnen
ljusna ausleuchten; beleuchten; belichten; bescheinen; bestrahlen; erleuchten aufheitern; aufhellen; aufklären; auswaschen; bleichen; dämmern; erblassen; erbleichen; klären; schießen; tagen; verblassen
lysa ausleuchten; beleuchten; belichten; bescheinen; bestrahlen; erleuchten erleuchten; etwas ausstrahlen; flimmern; glitzern; glänzen; glühen; leuchten; scheinen; schimmern; strahlen
lysa på ausleuchten; beleuchten; belichten; bescheinen; bestrahlen; erleuchten
lysa upp ausleuchten; beleuchten; belichten; bescheinen; bestrahlen; erleuchten ans licht kommen; anstecken; anzünden; aufheitern; aufmuntern; eintreten; entzünden; erscheinen; heraufkommen
lätta ausleuchten; beleuchten; belichten; bescheinen; bestrahlen; erleuchten erleichtern; lindern; mildern
se ut att beleuchten; belichten; den Anschein haben; scheinen; ähneln
tyckas beleuchten; belichten; den Anschein haben; scheinen; ähneln glänzen; leuchten; scheinen; schimmern; strahlen
verka beleuchten; belichten; den Anschein haben; scheinen; ähneln aufgehen; aufkommen

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0732 seconde
Page rendered in 1.0 seconds