Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Vertaal begannen

Vertaal begannen van Duits naar Zweeds

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. beginnen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor begannen (Duits) in het Zweeds

beginnen:

beginnen werkwoord (beginne, beginnst, beginnt, begann, begannt, begonnen)

  1. beginnen (anfangen; starten; einsetzen; aufnehmen; anheben)
    börja; begynna; starta
    • börja werkwoord (börjar, började, börjat)
    • begynna werkwoord (begynnar, begynnade, begynnat)
    • starta werkwoord (startar, startade, startat)
  2. beginnen (anfangen; starten)
    inlåta sig i; ge sig in i
    • inlåta sig i werkwoord (inlåtar sig i, inlåtade sig i, inlåtat sig i)
    • ge sig in i werkwoord (ger sig in i, gav sig in i, givit sig in i)
  3. beginnen (anfangen; starten)
    åtaga; lova att göra
  4. beginnen (starten; einsetzen; anfangen; )
    starta; ge sig i väg; sticka ifrån; börja
    • starta werkwoord (startar, startade, startat)
    • ge sig i väg werkwoord (ger sig i väg, gav sig i väg, givit sig i väg)
    • sticka ifrån werkwoord (sticker ifrån, stack ifrån, stuckit ifrån)
    • börja werkwoord (börjar, började, börjat)
  5. beginnen (einführen; introduzieren; einsetzen; einleiten; anfangen)
    introducera någon
    • introducera någon werkwoord (introducerar någon, introducerade någon, introducerat någon)
  6. beginnen (empfangen; in Empfang nehmen; annehmen; )
    acceptera; emotta
    • acceptera werkwoord (accepterar, accepterade, accepterat)
    • emotta werkwoord (emottar, emottog, emottagit)

Conjugations for beginnen:

Präsens
  1. beginne
  2. beginnst
  3. beginnt
  4. beginnen
  5. beginnt
  6. beginnen
Imperfekt
  1. begann
  2. begannst
  3. begann
  4. begannen
  5. begannt
  6. begannen
Perfekt
  1. habe begonnen
  2. hast begonnen
  3. hat begonnen
  4. haben begonnen
  5. habt begonnen
  6. haben begonnen
1. Konjunktiv [1]
  1. beginne
  2. beginnest
  3. beginne
  4. beginnen
  5. beginnet
  6. beginnen
2. Konjunktiv
  1. begänne
  2. begännest
  3. begänne
  4. begännen
  5. begännet
  6. begännen
Futur 1
  1. werde beginnen
  2. wirst beginnen
  3. wird beginnen
  4. werden beginnen
  5. werdet beginnen
  6. werden beginnen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde beginnen
  2. würdest beginnen
  3. würde beginnen
  4. würden beginnen
  5. würdet beginnen
  6. würden beginnen
Diverses
  1. beginn!
  2. beginnt!
  3. beginnen Sie!
  5. begonnen
  6. beginnend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor beginnen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
börja Anfangen; Angehen; Anheben; Anstimmen; Einsetzen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acceptera akzeptieren; annehmen; beginnen; empfangen; hinnehmen; in Empfang nehmen; starten akzeptieren; annehmen; bieten lassen; billigen; ein Geschenk annehmen; einkassieren; einstecken; gefallen lassen; genehmigen; hinnehmen; schlucken; sich etwas gefallen lassen; zulassen
begynna anfangen; anheben; aufnehmen; beginnen; einsetzen; starten anfangen
börja abheben; anfangen; anheben; antreten; aufnehmen; beginnen; einsetzen; starten anfangen; anfangen zu arbeiten; einschalten
emotta akzeptieren; annehmen; beginnen; empfangen; hinnehmen; in Empfang nehmen; starten
ge sig i väg abheben; anfangen; anheben; antreten; beginnen; einsetzen; starten
ge sig in i anfangen; beginnen; starten
inlåta sig i anfangen; beginnen; starten beschäftigen; sich beschäftigen; unterhalten
introducera någon anfangen; beginnen; einführen; einleiten; einsetzen; introduzieren
lova att göra anfangen; beginnen; starten
starta abheben; anfangen; anheben; antreten; aufnehmen; beginnen; einsetzen; starten aufheben; aufsetzen; aufstellen; betätigen; einführen; einschalten; erheben; in Funktion setzen; initialisieren; initiieren; starten
sticka ifrån abheben; anfangen; anheben; antreten; beginnen; einsetzen; starten
åtaga anfangen; beginnen; starten
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
starta Start; starten

Synoniemen voor "beginnen":


Wiktionary: beginnen

beginnen
  1. (transitiv) etwas in Gang setzen, etwas starten, etwas anfangen
Cross Translation:
FromToVia
• beginnen → börja; begynna; inleda; påbörja ↔ begin — To start, to initiate or take the first step into something.
• beginnen → börja ↔ commence — To begin, start
• beginnen → börja ↔ start — of an activity, to begin
• beginnen → börja ↔ beginnen — aanvangen
• beginnen → uppnå; anlända till ↔ aborder — S'approcher de, en parlant d'une situation, d'un problème et de la façon de l'approcher.
• beginnen → begynna; börja ↔ commencer — engager une action ; entreprendre une tâche.
• beginnen → begynna; börja ↔ débuter — commencer.
• beginnen → börja ↔ mettre — Commencer.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0311 seconde
Page rendered in 1.0 seconds