Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Vertaal bedingt

Vertaal bedingt van Duits naar Zweeds

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. bedingt:
  2. bedingen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor bedingt (Duits) in het Zweeds

bedingt:

bedingt bijvoeglijk naamwoord

  1. bedingt (begrenzt; beschränkt; limitiert)
    begränsad; limiterat; begränsat
  2. bedingt (zn einer Seite beschriftbar; beschränkt; begrenzt)
    inskränkt; ändlig; begränsat; ändligt
  3. bedingt (konditional)
    villkorlig; villkorligt
  4. bedingt
    villkorsstyrd

Vertaal Matrix voor bedingt:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
villkorsstyrd bedingt
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
begränsad bedingt; begrenzt; beschränkt; limitiert begrenzt; beschränkt; eingezäunt
begränsat bedingt; begrenzt; beschränkt; limitiert; zn einer Seite beschriftbar begrenzt; beschränkt; eingezäunt
inskränkt bedingt; begrenzt; beschränkt; zn einer Seite beschriftbar eigeschränkt; kleinbürgerlich; kleinkariert; kürzertretend; sparsahm lebend; spießbürgerlich
limiterat bedingt; begrenzt; beschränkt; limitiert begrenzt; beschränkt
villkorlig bedingt; konditional
villkorligt bedingt; konditional
ändlig bedingt; begrenzt; beschränkt; zn einer Seite beschriftbar
ändligt bedingt; begrenzt; beschränkt; zn einer Seite beschriftbar

Synoniemen voor "bedingt":


bedingt vorm van bedingen:

bedingen werkwoord (bedinge, bedingst, bedingt, bedingte, bedingtet, bedingt)

  1. bedingen (stipulieren)
    begära
    • begära werkwoord (begär, begärde, begärt)
  2. bedingen (determinieren; bestätigen; feststellen; )
    bestämma
    • bestämma werkwoord (bestämmer, bestämde, bestämt)

Conjugations for bedingen:

Präsens
  1. bedinge
  2. bedingst
  3. bedingt
  4. bedingen
  5. bedingt
  6. bedingen
Imperfekt
  1. bedingte
  2. bedingtest
  3. bedingte
  4. bedingten
  5. bedingtet
  6. bedingten
Perfekt
  1. habe bedingt
  2. hast bedingt
  3. hat bedingt
  4. haben bedingt
  5. habt bedingt
  6. haben bedingt
1. Konjunktiv [1]
  1. bedinge
  2. bedingest
  3. bedinge
  4. bedingen
  5. bedinget
  6. bedingen
2. Konjunktiv
  1. bedingte
  2. bedingtest
  3. bedingte
  4. bedingten
  5. bedingtet
  6. bedingten
Futur 1
  1. werde bedingen
  2. wirst bedingen
  3. wird bedingen
  4. werden bedingen
  5. werdet bedingen
  6. werden bedingen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde bedingen
  2. würdest bedingen
  3. würde bedingen
  4. würden bedingen
  5. würdet bedingen
  6. würden bedingen
Diverses
  1. beding!
  2. bedingt!
  3. bedingen Sie!
  5. bedingt
  6. bedingend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor bedingen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
begära bedingen; stipulieren anfordern; anfragen; beantragen; einfordern; erwarten; fordern; herbeisehnen; hoffen; wünschen
bestämma ausmachen; bedingen; bestimmen; bestätigen; determinieren; festlegen; festmachen; festsetzen; feststellen abgrenzen; abmachen; abstecken; abzeichnen; abzäunen; anhalten; ankündigen; anordnen; ansagen; aufhören; ausfindig machen; beenden; begrenzen; bekanntmachen; beschließen; bestimmen; definieren; determinieren; einhegen; einzäunen; enden; entscheiden; etwas erlaßen; festlegen; festsetzen; halten; kennzeichnen; lokalisieren; neppen; prellen; schließen; trassieren; umschreiben; umzäunen; vereinbaren; verlesen; übervorteilen

Synoniemen voor "bedingen":


Wiktionary: bedingen

bedingen
verb
  1. zur Folge haben
  2. (im Passiv) bedingt sein durch: als Ursache haben

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1293 seconde
Page rendered in 1.0 seconds