Duits
Uitgebreide vertaling voor aufgebläht (Duits) in het Zweeds
aufgebläht:
-
aufgebläht (lautstark; schreierisch; laut; auffällig; auffallend; lauthals; lärmend; aufgeblasen; aufschneiderisch)
bullersam; skränig; pråligt; skränigt; bullersamt; braskandet; prålig; grannt; skrikigt-
bullersam bijvoeglijk naamwoord
-
skränig bijvoeglijk naamwoord
-
pråligt bijvoeglijk naamwoord
-
skränigt bijvoeglijk naamwoord
-
bullersamt bijvoeglijk naamwoord
-
braskandet bijvoeglijk naamwoord
-
prålig bijvoeglijk naamwoord
-
grannt bijvoeglijk naamwoord
-
skrikigt bijvoeglijk naamwoord
-
-
aufgebläht (stolz; trotzig; großartig; stattlich; hervorragend; gönnerhaft; selbstgefällig; großzügig; ruhmreich; grandios; anmaßend)
högfärdigt; stolt; uppblåst-
högfärdigt bijvoeglijk naamwoord
-
stolt bijvoeglijk naamwoord
-
uppblåst bijvoeglijk naamwoord
-
-
aufgebläht (eingebildet; stolz; hochmütig; hoffärtig; erhaben; eitel; überheblich; herablassend; arrogant; geringschätzig; selbstgefällig; gönnerhaft; erniedrigend; geringschätzend)
dryg; drygt; överlägset; högmodig; förringande; förringandet; högmodigt; högdraget-
dryg bijvoeglijk naamwoord
-
drygt bijvoeglijk naamwoord
-
överlägset bijvoeglijk naamwoord
-
högmodig bijvoeglijk naamwoord
-
förringande bijvoeglijk naamwoord
-
förringandet bijvoeglijk naamwoord
-
högmodigt bijvoeglijk naamwoord
-
högdraget bijvoeglijk naamwoord
-
-
aufgebläht (aufgedunsen)
-
aufgebläht (aufschneiderisch; auffallend; auffällig; lautstark; hochmütig; lauthals; aufgeblasen; hoffärtig)
skrytig; skrytfullt; skrytigt-
skrytig bijvoeglijk naamwoord
-
skrytfullt bijvoeglijk naamwoord
-
skrytigt bijvoeglijk naamwoord
-
-
aufgebläht (arrogant; eingebildet; hochmütig; selbstgefällig; anmaßend; herablassend; stolz; eitel; überheblich; erhaben)
-
aufgebläht (hochmütig; arrogant; selbstgefällig; eingebildet; eitel; herablassend; anmaßend; aufgeblasen; dünkelhaft)
Vertaal Matrix voor aufgebläht:
Synoniemen voor "aufgebläht":
Computer vertaling door derden: