Duits
Uitgebreide vertaling voor auffüllen (Duits) in het Zweeds
auffüllen:
-
auffüllen (füllen)
-
auffüllen (Essen auf den Teller geben)
-
auffüllen
Vertaal Matrix voor auffüllen:
| Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| fylla | Besoffenheit; Betrunkenheit | |
| servera | Auftragen; Servieren | |
| Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| fylla | auffüllen; füllen | Löcher stopfen; abfüllen; anfüllen; ausfüllen; ausstopfen; flicken; füllen; gießen; hineinstopfen; pfropfen; plombieren; präparieren; stopfen; vollgießen; vollpumpen; vollschenken; vollschütten; vollstopfen; zuschütten; zuwerfen |
| fylla i | auffüllen | ausfüllen |
| servera | Essen auf den Teller geben; auffüllen | Knöpfe bedienen; anrichten; aufführen; auftischen; auftragen; bedienen; dienen; nutzen; nützen; servieren; sich bedienen |