Zwiespältigkeit in het Zweeds vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Zwiespältigkeit:
- meningsskiljaktighet; oenighet; missämja; tvedräkt; meningskiljaktighet; otydlighet; tvetydighet; orolig; ängslig; dualism

Duits

Uitgebreide vertaling voor Zwiespältigkeit (Duits) in het Zweeds

die Zwiespältigkeit (Uneinigkeit; Zwietracht; Zwiespalt; Zwiedracht; Zwieträchte)
meningsskiljaktighet
- meningsskiljaktighet [-en] zelfstandig naamwoord
die Zwiespältigkeit (Zwietracht; Uneinigkeit)
oenighet; missämja; tvedräkt; meningskiljaktighet
- oenighet [-en] zelfstandig naamwoord
- missämja [-en] zelfstandig naamwoord
- tvedräkt [-en] zelfstandig naamwoord
- meningskiljaktighet zelfstandig naamwoord
die Zwiespältigkeit (Doppeldeutigkeit; Schlüpfrigkeit; Doppelsinnigkeit; Zweideutigkeit; Doppelsinn; Dualismus)
otydlighet; tvetydighet
- otydlighet [-en] zelfstandig naamwoord
- tvetydighet [-en] zelfstandig naamwoord
die Zwiespältigkeit (Unfriede; Uneinigkeit; Streit; Differenz; Streitigkeit)
orolig; ängslig
- orolig zelfstandig naamwoord
- ängslig zelfstandig naamwoord
die Zwiespältigkeit (Dualismus)
dualism
- dualism [-en] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
dualism	Dualismus; Zwiespältigkeit
meningskiljaktighet	Uneinigkeit; Zwiespältigkeit; Zwietracht	Auseinandersetzung; Differenz; Erörterung; Meinungsverschiedenheit; Streitgespräch; Wortwechsel
meningsskiljaktighet	Uneinigkeit; Zwiedracht; Zwiespalt; Zwiespältigkeit; Zwietracht; Zwieträchte
missämja	Uneinigkeit; Zwiespältigkeit; Zwietracht
oenighet	Uneinigkeit; Zwiespältigkeit; Zwietracht	Kontroverse; Streit
orolig	Differenz; Streit; Streitigkeit; Uneinigkeit; Unfriede; Zwiespältigkeit
otydlighet	Doppeldeutigkeit; Doppelsinn; Doppelsinnigkeit; Dualismus; Schlüpfrigkeit; Zweideutigkeit; Zwiespältigkeit	Dunkelheit; Düsterheit; Finsternis; Undeutlichkeit
tvedräkt	Uneinigkeit; Zwiespältigkeit; Zwietracht
tvetydighet	Doppeldeutigkeit; Doppelsinn; Doppelsinnigkeit; Dualismus; Schlüpfrigkeit; Zweideutigkeit; Zwiespältigkeit
ängslig	Differenz; Streit; Streitigkeit; Uneinigkeit; Unfriede; Zwiespältigkeit
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
orolig		besorgt; beunruhigt; beängstigt; rastlos; ruhelos; unruhig
ängslig		grüblerisch