Ziel in het Zweeds vertaald uit het Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Ziel:
- målsättning; mål; syfte; måltavla; skottavla; destination; resmål; slutmål; mål stolpe; slutreplik; vilja; mening; slutpost; målprovider
Wiktionary:
- Ziel → mål
- Ziel → sikte, mål, objektiv, avsikt

Duits

Uitgebreide vertaling voor Ziel (Duits) in het Zweeds

Ziel:

Ziel [das ~] zelfstandig naamwoord

Ziel (Zweck; Zielsetzung)
målsättning; mål; syfte
- målsättning [-en] zelfstandig naamwoord
- mål [-ett] zelfstandig naamwoord
- syfte [-ett] zelfstandig naamwoord
Ziel (Zielscheibe; Zielpunkt)
måltavla; skottavla
- måltavla zelfstandig naamwoord
- skottavla [-en] zelfstandig naamwoord
Ziel (Reisebestimmung; Bestimmung)
destination; resmål; slutmål
- destination [-en] zelfstandig naamwoord
- resmål [-ett] zelfstandig naamwoord
- slutmål zelfstandig naamwoord
Ziel (Tor bei einem Fußballspiel; Zweck; Absicht; Zielscheibe; Endziel)
mål stolpe
- mål stolpe zelfstandig naamwoord
Ziel (Ziellinie; Finish)
slutreplik
- slutreplik zelfstandig naamwoord
Ziel (Absicht; Intention; Vorsatz; Zweck; Endzweck)
vilja; mening
- vilja [-en] zelfstandig naamwoord
- mening [-en] zelfstandig naamwoord
Ziel
slutpost
- slutpost zelfstandig naamwoord
Ziel
mål
- mål [-ett] zelfstandig naamwoord
Ziel
målsättning
- målsättning [-en] zelfstandig naamwoord
Ziel (Zielanbieter)
mål; målprovider
- mål [-ett] zelfstandig naamwoord
- målprovider

Vertaal Matrix voor Ziel:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
destination	Bestimmung; Reisebestimmung; Ziel
mening	Absicht; Endzweck; Intention; Vorsatz; Ziel; Zweck	Absicht; Annehmen; Anschauung; Anschauungsweise; Ansicht; Auffassung; Bedeutung; Betreff; Blickpunkt; Blickwinkel; Denkweise; Eindruck; Einfuhr; Entscheidung; Fall; Gedanke; Gedächtnis; Gesichtspunkt; Gesichtswinkel; Gewicht; Glaube; Hinsicht; Idee; Import; Inhalt; Meinung; Meinungsäußerung; Sache; Sinn; Standpunkt; Streitfrage; Tendenz; Tragweite; Urteil; Vorstellung; Warte; Wert; Wertung; Wichigkeit; Wichtigkeit; Zeitpunkt; kleinePunkt; Überzeugung
mål	Ziel; Zielanbieter; Zielsetzung; Zweck	Absicht; Abstoß; Anstoß; Endziel; Endzweck; Gerichtsverfahren; Plan; Prozeß; Rechtsfall; Rechtsverfahren; Reiseziel; Tor; Treffer; Verfahren; Zielscheibe; Zielsetzung; Zielwert
mål stolpe	Absicht; Endziel; Tor bei einem Fußballspiel; Ziel; Zielscheibe; Zweck
målsättning	Ziel; Zielsetzung; Zweck
måltavla	Ziel; Zielpunkt; Zielscheibe	Ringscheibe; Schießscheibe; Zielscheibe
resmål	Bestimmung; Reisebestimmung; Ziel
skottavla	Ziel; Zielpunkt; Zielscheibe	Griff; Handgriff; Henkel; Kolben
slutmål	Bestimmung; Reisebestimmung; Ziel
slutpost	Ziel
slutreplik	Finish; Ziel; Ziellinie	Schlußzeile
syfte	Ziel; Zielsetzung; Zweck	Absicht; Augenmerk
vilja	Absicht; Endzweck; Intention; Vorsatz; Ziel; Zweck	Absicht; Bedeutung; Entschluß; Plan; Sinn; Testament; Vermächtnis; Vorhaben; Vorsatz
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
vilja		möchten; wollen
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
målprovider	Ziel; Zielanbieter

Synoniemen voor "Ziel":

Abschluss; Ende; Ergebnis; Finitum; Schluss; Zweck

Wiktionary: Ziel

Ziel

noun

Ausrichtung oder Endpunkt einer Bestrebung
- Ziel → mål

Cross Translation:

From	To	Via
• Ziel	→ sikte	↔ aim — Intention; purpose
• Ziel	→ mål	↔ goal — result one is attempting to achieve
• Ziel	→ objektiv	↔ objective — goal
• Ziel	→ avsikt	↔ purpose — target

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van Ziel

Remove Ads

Vertaal Ziel van Duits naar Zweeds

Uitgebreide vertaling voor Ziel (Duits) in het Zweeds

Ziel:

Ziel [das ~] zelfstandig naamwoord

Ziel (Zweck; Zielsetzung)

Ziel (Zielscheibe; Zielpunkt)

Ziel (Reisebestimmung; Bestimmung)

Ziel (Tor bei einem Fußballspiel; Zweck; Absicht; Zielscheibe; Endziel)

Ziel (Ziellinie; Finish)

Ziel (Absicht; Intention; Vorsatz; Zweck; Endzweck)

Ziel

Ziel

Ziel

Ziel (Zielanbieter)

Vertaal Matrix voor Ziel:

Synoniemen voor "Ziel":

Wiktionary: Ziel

Verwante vertalingen van Ziel